Schouwen vanuit de aardse omgeving
door Hans Franse
–
–
Jan van de Ven moet een bescheiden man zijn die zijn verbondenheid met het land waar hij vandaan komt weergeeft in het omslag dat een bloeiend veld vertoont, we vinden daar wel de titel, maar niet zijn naam. Deze bewonderaar van Huub Oosterhuis, is een sociaal bewogen waarnemer, die kort vertelt waarom deze bundel is verschenen en wie hij is. Het is een Brabander, geboren in 1936 in Eerde, nu woonachtig in Uden. Vanaf 1960 was hij werkzaam als priester en geestelijk verzorger in de gezondheidszorg.
Pas na zijn pensionering, vertelt hij, kwam hij via een schrijverscollectief ‘Pen en stem’ in Grave tot het schrijven. Later kwam hij in contact met de Raadselige Roos (schrijfwedstrijd van het Literair café in Venray). Beide namen klinken als middeleeuwse Rederijkerskamers. Het laat weer zien hoeveel groepen van noord tot zuid bezig zijn met poëtische uitingen, met schrijfwedstrijden, waaruit ook bundels voortkwamen, met optredens en al dat soort boeiende uitingen die van een grote liefde voor de taal getuigen. Jan van de Ven maakte, en misschien is het een verantwoording (op onze leeftijd heb je daar behoefte aan), een keuze uit zijn vele werk. Het werd een bundel met meer dan 90 gedichten, elk precies gedateerd en voorzien van omstandigheden waarin het tot stand kwam. Meer een poëtisch dagboek dan verzameld werk.
Het irriteerde me een beetje dat de pagina’s niet genummerd waren. Moest ik iets opzoeken, dan was het ‘ergens achterin, in die afdeling’. Ook het niet gebruik van leestekens stoorde me soms, sommige gedichten waren hierdoor vermoeiend om te lezen. Maar dit zijn geen fundamentele dingen.
De titel Welbeschouwd wijst enerzijds op de voldoening van de schrijver dat hij in de jaren na zijn werkzaam leven tot schrijven kwam en het plezier dat hij eraan beleefde, maar voor mij verwijst de titel ook duidelijk naar ‘ schouwen’, vanuit de aardse omgeving, die beschreven wordt transcenderend, bijna mystiek, waarin vele Brabantse mystici hem voorgingen, grote als Hadewych en Jan van Ruysbroeck, maar ook nederige als de kok Jan van Leeuwen. Als ik de bundel qua sfeer en stemming samenvat zou ik eerder willen spreken van spirituele en emotionele overwegingen, observaties en notities, altijd zuiver, integer en geëngageerd, maar niet altijd grote of minder grote poëzie. De grote zuiverheid maakt lezing van deze bundel echter plezierig; het is één ononderbroken stroom van beelden en gevoelens. De dichter moet een gevoelige en sensitieve begeleider van mensen geweest: hij ziet, hoort, voelt en schrijft, waarschijnlijk in één adem. Ik las de bundel op 3 en 4 mei, er zijn, wat logisch is gezien de gevorderde leeftijd van de dichter, oorlogsherinneringen, die, mij gezien mijn eigen leeftijd, aanspraken.
De bundel is opgebouwd uit acht afdelingen, die geen chronologische eenheden vormen, Van de Ven heeft ze thematisch bij elkaar gezocht. Na’ Geboortegrond’ komt ‘Hemel en aarde’, de derde afdeling gaat over ‘Mensen’. ‘Schrijfwerk’, een heel interessante afdeling, vormt deel vier, waarna ‘Seizoenen’ komt en ‘Ten Einde’ volgt. ‘Tijdsbeelden’ en ‘Verbeelding’ vormen de laatste twee onderdelen. Ik heb ze opzettelijk achter elkaar gezet. Het levert een samenhang op.
Het is moeilijk uit meer dan negentig teksten te citeren, maar wat grasduinen doet deze bundel wel eer.
Uit ‘ Hemel en aarde’.
–
Het moet een zondagmiddag
zijn geweest in mei
dromerig liep ik de heisteeg in
het ritselde van leven
–
wat ik al meende dat ik
het weiland had gezien naast
het onze was een witte zee
van bloeiende margrieten
–
ik ben er midden in gaan staan
volkomen door bloemen opgenomen
–
toen ben ik daar gaan liggen
de bloemen deinden zachtjes
om me heen en in de blauwe lucht
bewogen witte wolken
–
een korte tijd bevond ik mij in
het heelal elf was ik denk ik.
–
Het gedicht voltooid op ‘09.09.2012’ en opgenomen in de bundel De Raadselige Roos in 2012.
Zoals ik zei is de keuze moeilijk, maar ook in dit gedicht ervoer ik dat gevoel van transcendentie:
–
Het overkwam me dat
ik landde op aarde
als was ik daar nog nooit
geweest en wat mijn ogen
zagen nog geen naam kon
geven en nauwelijks geloofde
dat de grond waarop ik stond
mij dragen zouwat zich ontvouwde
voor mijn blik was als pas
ontsprongen in de morgen
eensklaps bloot gegeven
–
onbeschrijflijk pril te ongerept
scheen me de wereld toe
om aan te mogen raken
om toe te kijken te subliem
–
dit onverhoeds ter wereld komen
heb ik vaker in gedachten trachten
terug te halen het wilde nimmer meer
hetzelfde schouwspel zijn.
–
25.08.2011
Dat ik hier even moest denken aan de ‘Openbaring’ van Johannes: ‘Ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde en de zee was niet meer (…)’, is niet verwonderlijk.
Jan van de Ven is een auteur die na zijn ‘pensionering’ is beginnen te schrijven en het is fijn dat hij daartoe geïnspireerd werd. Nu ver in de tachtig is zijn werk bewonderenswaardig helder, zo openstaand voor emoties, zo kwetsbaar ook en mystiek. Het werk noopt me niet tot poëtische analyses over stijl en vorm, maar het zette me wel af en toe tot denken aan over de eindigheid van de wereld en de verwondering over het bestaan en de vele mooie dingen die op deze wereld en in dit leven te genieten zijn, en dat is heel wat. God is voor hem aanwezig, daarover schrijft hij oprecht, eerlijk, soms zoekend en tastend. Goede poëzie heeft overigens niets met leeftijd te maken, maar wel met menselijke rijping.
____
Jan van de Ven (2024). Welbeschouwd. Uitgeverij Boekenbent, 108 blz. € 12,50. ISBN 9789463285384