LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Interview Johan Meesters

1 jun, 2024

‘Een van mijn levensmotto’s is dat je van iedereen kunt leren en dat je dat dus ook moet doen.’

door Gerard Scharn

Johan Meesters is dichter en voordrachtskunstenaar. Zijn werk varieert van light verse tot bijna hermetisch. Hij debuteerde met Vermakelijkste verzen. Johan treedt sinds 2007 op met zijn gedichten, de laatste jaren ook buiten Zeeuws-Vlaanderen. Hij is naast dichter ook uitgever bij Uitgeverij Leeuwenhof in Oostburg. Meesters (1955) is een actieve dichter, hij reist Nederland en België rond vanuit Zeeuws Vlaanderen. Meesters debuteerde in 2007 met de bundel Churse verzen, een bundel met light verse.

foto © Joop Plukkel


Als lid van een multidisciplinair gezelschap als het Dichtersgilde Sluis waarin veel talent aanwezig is, zal ongetwijfeld sprake zijn van wederzijdse beïnvloeding. In hoeverre is in jouw poëzie daarvan iets te merken?
Opvallend dat je dat vraagt. We hebben in het gilde net besloten dat we niet aan elkaars gedichten gaan sleutelen. Onze stijlen lopen nogal uiteen.
Ik heb wel negen jaar met veel plezier meegedraaid met het Poëzieatelier in Brugge, waar dichters elkaar opbouwende kritiek geven en ook in Dichters In Gesprek in Amersfoort, door Jan Bulsink en mij opgezet, gaat het erom dat we als dichters elkaar feedback geven.
Wat je daarvan merkt? Ik merk dat ik, vergeleken met vroeger, verder ga met het dóórwerken aan een gedicht tot het echt goed is. Ik neem niet meer genoegen met een dubieuze oplossing. Dat kan gaan over een woord dat niet echt past, een rijmwoord dat wat gezocht is, een ongemak in het metrum, een overbodige strofe, een lezer-sturend woord als ‘maar’, een regel die te lang is – dat soort dingen.

Zijn jouw opvattingen over poëzie een reflectie op de poëzie die wordt uitgegeven door uitgeverij Leeuwenhof?
Nee, en andersom ook niet.
Een van mijn levensmotto’s is dat je van iedereen kunt leren en dat je dat dus ook moet doen. En ik ben natuurlijk intensief bezig met de gedichten in de bundels die ik uitgeef, maar ik zit dan wel in een heel andere rol. Ik ga niet naast de dichter staan als mede-dichter.
Uitgangspunt van Leeuwenhof is dat de dichter een individuele kunstenaar is die zelf bepaalt wat hij of zij maakt. Laat duizend bloemen bloeien is ons streven. (Het zijn nu 25 bloemen, maar we zijn op weg.)
Ik merk wel de laatste jaren dat we (ik doe het gelukkig allang niet meer alleen) toch soms sturen, omdat uiteindelijk ook de naam Leeuwenhof op de omslag staat, maar dat gaat dan om zaken als een consequente stijl door de bundel heen. We bewaken ook wel de kwaliteit, maar dat is altijd in open overleg en de dichter heeft het laatste woord.
De poëtica van de dichter blijft iets waar we van afblijven. Dat respect is een van de bestaansgronden van Leeuwenhof.
Mijn eigen opvattingen als dichter zijn meer bepaald door te reflecteren op grootheden als Lucebert of Kouwenaar die ons de ruimte toonden die je hebt als je de gebaande paden verlaat. En er zijn gelukkig dichters die hun opvattingen publiceren. Ik heb veel gehad aan de boeken van Pfeijffer (Het geheim van het vermoorde geneuzel) en Gerbrandy (Een steeneik op de rotsen). Het klinkt misschien gek, maar ik leer nog het meest van slechte of mislukte gedichten. Die zul je bij Leeuwenhof niet vinden natuurlijk, maar ik krijg weleens wat onder ogen. Ik kan bijvoorbeeld heel slecht tegen gedichten die niet meer zijn dan een nietszeggend verhaaltje, dat dan zo geknipt is dat het er als een gedicht uitziet. Of klimaatdichters die denken dat je een gedicht hebt als je maar opschrijft hoe erg het is.
Door de ergernis die ik bij zulke gedichten voel, weet ik wat voor poëzie ik zelf wil maken.

Je reist veel om ergens op een podium te staan om meestal voor een klein publiek je gedichten voor te dragen. Pas je tijdens je voordracht je set list aan wanneer je merkt dat het bij de toehoorders niet aanslaat?
Dat laatste is mij nog niet overkomen, Gerard. Ik tref alleen maar aardige mensen die op z’n minst doen alsof ze het goed vinden. Ik heb wel een breed scala aan gedichten, van zeer toegankelijk tot bijna-geen-vinger-achter-te-krijgen. Ik kan dus vooraf gedichten kiezen die passen bij het publiek dat ik verwacht. Laatst in Boekowski in Antwerpen zaten er duidelijk deskundige toehoorders in de zaal. Daar werd ik wel heel blij van.
Ik kies steeds meer wat ik ga doen als ik al op het podium sta. Ik heb een proefdruk van mijn volgende bundel bij me, dus keuze genoeg. Dan gaat het meer om waar ik zelf op dat moment zin in heb.
Zin in voordragen heb ik trouwens altijd.

Je bent bekend met het dichtklimaat in België, althans met het Nederlands sprekende gedeelte er van; heb je de indruk dat er anders met poëzie wordt omgegaan dan in Nederland, bijvoorbeeld de manier waarop wordt voorgedragen of het gebruik van streektalen?
Het is een voorrecht om zowel van de Nederlandse poëziegemeenschap deel uit te mogen maken als van de Vlaamse poëziegemeenschap. De poëzie wordt in Vlaanderen meer in ere gehouden dan in Nederland.
Omdat ik vlak bij de grens woon kon ik gemakkelijk aan de Kunstacademie in Eeklo woordkunst volgen. Het viel mij op dat veel jongeren uit het voortgezet onderwijs daar diezelfde opleiding volgen. Een enkele keer hadden wij ouderen samen les met die jongeren, wat heel leuk was. Het wordt in Vlaanderen als nuttig gezien om je in de taalkunst te verdiepen. Kom daar eens om in het Nederland van nu. Vlaamse dichters zijn populair in podia in Nederland, vooral vanwege hun verzorgde dictie. Je kunt ze beter verstaan dan veel van hun Nederlandse collega’s.
De taalstrijd is natuurlijk een factor. Misschien heeft het ook met geld te maken. In Vlaanderen zijn gemeenten er trots op als het ze lukt een mooi vormingsaanbod te realiseren. In Nederland kijkt men alleen of het geen geld kost.
Het heeft ook een nadeel. Vlaamse dichters zijn meer geschoold in voordragen en dat kun je merken. Bij ‘geschoold’ hoort helaas ook vaak ‘schools’. Elk voordeel heeft zijn nadeel, zei mijn naamgenoot.
Gelukkig zijn er veel Vlaamse dichters die zich los hebben gemaakt van de brave voordracht en die gaan dan ook echt los, veel meer weer dan hun Nederlandse collega’s.

Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat het dichtklimaat in België multicultureler is dan bij ons in Nederland of vergis ik mij?
O, mijn indruk is juist omgekeerd.
Ik ben niet zo woke, dus ik heb het nooit geturfd, maar mij lijkt dat het in Vlaanderen meer een witte mannen-, witte vrouwenverhaal is dan in Nederland. Slag om de arm voor Brussel, want daar kom ik nooit.
Een verklaring zou kunnen zijn de kracht van de monocultuur in de Vlaamse poëzie, zoals ik hiervoor aangaf. Of de kracht van het poëzienetwerk.
In Nederland weten we totaal niet wat we goede poëzie vinden, dus staan we actief open voor alle nieuwe invalshoeken en stromingen. Anything goes. Zoals ik zei: elk nadeel heeft zijn voordeel.

Drie gedichten uit de in augustus van dit jaar bij Uitgeverij Leeuwenhof te verschijnen bundel Bescheidenheid is een doodzonde.

HOMO HOMINI LUPUS

Ik kreeg het in mijn hoofd een vlammend sonnet te schrijven
want poëzie bedrijven blijft een goed excuus voor frutselen met taal
en mogelijkheden genoeg om zelf buiten schot te blijven.
De kans dat een dichter zichzelf verwondt die scheen mij minimaal.

Al leek het mij goed voor de zekerheid een veilig richtpunt uit te kiezen.
Ik raapte al mijn moed bijeen op zoek naar steeds weer hetere vuren,
zonder mijn eigen brandveiligheid hier uit het oog te verliezen.
Apocalyptisch, ja dat mocht, maar het moest mijn tijd wel duren.

Veiliger nog misschien was iets actueels: de terugkeer van de wolf,
die onze bossen en velden doorkruist als onwennige toerist.
Een kolfje naar mijn hand, dus mijn hand gleed naar mijn kolf.

Ik vuurde een vurige metafoor. Het beest bleef staan. Had ik gemist?
Ik zag bloed en voelde een gloeiende scheut. Mijn letsel was acuut.
Ik zakte uitgedoofd ineen en rochelde iets als “Shoot”.
WISSELSTROOM

Je pulkt een randje van het gedicht.
Probeert de bladzijde te splitsen
de ware dubbele laag te vinden.
Maar krijgt helaas de zin niet door.

Zo blijkt mijn uitgewerkte metafoor
een Breughel voor een blinde
een midvoor zonder vleugelspitsen.
Onderontwikkeld of onderbelicht?

Zal jouw onbegrip mij nu al kraken?
Is ontsnappen nog een optie?
Ben ik vrij als een vogel of vogelvrij?

Ik voel de schakeling nu nabij
en het voltage waar ik tegenop zie.
De schok, die jou zal raken. En mij.
DE TEERLING

Voldoe aan geen enkel verwachtingspatroon.
Probeer tot je oude dag te verhoeden
dat je net als een larf van een zeeanemoon
jezelf met je eigen brein gaat voeden.

Een soort klaar zijn, maar dan totaal ontoereikend.
Voldoening tegen beter weten in, voorbijgaan
aan een nieuw begin, achteruitziend en wegkijkend
de roep van het leven niet meer verstaan.

Wees zowel trots als bescheiden
want er valt altijd een wereld te winnen
simpelweg door opnieuw te beginnen.

Stel jezelf onhaalbare doelen.
Zelfs korte successen moet je steevast mijden.
Blijf je karaktervol onbetekenend voelen.

Voldoe aan geen enkel verwachtingspatroon.

 

 

     Andere berichten

Interview Kreek Daey Ouwens

Interview Kreek Daey Ouwens

‘Schrijven is voor mij een zoeken.’ door Monique Wilmer-Leegwater   Kreek Daey Ouwens (Lindenheuvel, 1942) debuteerde in 1991 met...

Interview Felix Chow

'Blij met extra zonlicht' door Sander de Vaan Felix Chow (Hong Kong, 2000) was dit jaar te gast bij Poetry International. Gevoelige...