Barbara De Munnynck is schrijver, spreker en freelance journalist. Ze was eindredactrice bij ELLE en maakt deel uit van literair collectief This Is How We Read. Haar boek Een kleine wereldgeschiedenis in 100 grote data is literaire non-fictie voor jonge en minder jonge geschiedenisfans. Het verscheen in februari 2024 bij Pelckmans en werd warm onthaald, ook in onderwijskringen. Als dichter publiceerde Barbara bij Het Gezeefde Gedicht. Ze las voor tijdens 1000 Dichters in Antwerpen en stond op het poëziefestival Dichters in de Prinsentuin. Ze heeft een zwak voor verhalende gedichten, nonchalant rijm en verzen met een humoristische of unheimliche twist.
foto © Bob Van Mol
–
Ze rekt zich uit,
neemt de dag van het nachtkastje
en zet ‘m op haar hoofd.
–
In het halfduister weet Maria alles
van de zon die opkomt,
mensen die praten.
–
De jongens die haar zullen nafluiten
moeten nog uit het nest kraken
maar hun lied hangt al in de lucht:
‘Hey Maria, Maria
Zie je ons?’
–
Maria ziet niets
in haar krans van stralen.
Schoonheid is een kistje met kieren.
–
In een rij zussen heeft er
altijd wel eentje Maria’s naam:
‘Op haar moeten we letten.’
–
Zelfs met de nacht in haar haren
is Maria een ster,
–
dus waarop letten ze dan?
–
Ik voed ze ’s nachts en wieg ze lang
Het is met gedichten als met kinderen
In het begin vind ik het lastig
Om te voelen waar zij beginnen
En ik stop.
–
“Kunnen ze nu nog niet lopen?”
Vragen vreemde voorhoofden
Alsof ik het ben die dat warme handje
Voor geen letter durft te lossen.
–
Ben ik het? Leer ik hulpeloosheid aan?
–
Het is met gedichten als met kinderen
De mijne zijn de mooiste
Ik zit dicht op hun huid en zie ze niet groeien
maar op een dag rennen ze voor mij uit
–
Zonder handen leggen ze
Nieuwe betekenislagen.
–
En ik weet wat ik altijd heb geweten.
Ik ben het niet. Ik ben het wel.
Ik leer ze vliegen.
–
Je proeft as
En je lippen zijn tot
Zwijgen gesmolten
Je kunt nooit meer uitbarsten
En nóg wil je niet weg uit Pompeï.
–
Hardleers loop je door verlaten straten
Je voorhoofd gloeit en de
Dansvloer is lava
–
Ik open mijn mond voor een druppel
Steenregen, schreeuw
Bergop dat je gelijk hebt, misschien
–
Morgen hou ik op over de honderd tekens
honderd kansen die je hebt gehad.
Tegen die tijd ben jij spoorloos verdwenen
In de altijd smeulende stad.
–
Deze kerk heeft geen dak, alleen hemel
Engelen vallen hier mooi op hun plek
Dunne kaarsen verschroeien hun vleugels
In een lichaam heeft niemand nog trek
–
Soms verrijzen verbrijzelde tenen
Men is broos en nog boos na de val
Deze kerk is een plek om te helen
Net op tijd voor het bal infernal.