‘Ik zet inktdingen in elkaar zo goed als ik kan en laat die los op de wereld’
door Alja Spaan
Frans Kuipers, 10 mei 1942, Vught, moeilijke jeugd, internaat en allerlei scholen, reisde tien jaar door Europa en Noord-Afrika, vestigde zich in Amsterdam medio zeventiger jaren en woont er nog steeds. ‘Ik zet inktdingen in elkaar zo goed als ik kan en laat die los op de wereld.’
–
foto © Lieke van Duin
–
–
Je meest recente bundel Uit hoofde van jut werd positief besproken in zowel Meander, Awater als de Poëziekrant. In Meander zegt de recensent dat ‘vrijheid door de hele bundel waait’.
Over mijn bundel Alles Waait uit 2019 zegt Guus Middag in zijn bespreking in de NRC o.a. ‘Er jaagt een geest van vrijheid door deze gedichten’; ik denk dat de recensent, en ik hoor wel of dat zo is, bij haar inlezen daar op gestuit is. De regel waar die bundel haar titel aan ontleende, was ‘Wat vast staat liegt, alles waait’. Wat ik nog steeds een mooie manier vind om te zeggen dat dood het enige zekere is.
–
Was de dichter ook zo vrij? Laat je je door iets tegenhouden?
Ben ik vrij? Ettelijke jaren geleden op Texel in januari (zo’n veertig jaar al breng ik ‘s winters zes weken als een halve kluizenaar door op Texel en kom daar helemaal bij – Met Amsterdam ben ik getrouwd maar met Schapeneiland heb ik een geheime verhouding) kon ik opeens niet meer slapen. Ik moest – rusteloze beentjes – elke nacht mijn bed uit en als ik moe weer wilde gaan liggen moest ik er weer uit en dat herhaalde zich nacht na nacht tot ik volkomen afgepeigerd bij de plaatselijke dokter – een mooie vrouw – zat en die wist ook niet wat ik mankeerde. Om een beroerd en lang verhaal kort te maken: terug in Amsterdam kwam ik erachter dat ik leed aan het Restless Legs Syndroom (iets in de genen waarschijnlijk) en daar waren de hemel zij dank medicijnen voor. En een hele club was er waar ik lid van kon worden. Met medemensen lijdend aan dezelfde kwaal.
Ben ik vrij? Nee, volmondig. Kopzeer, pijntjes, hielspoor dat maar niet over wil gaan, om maar iets te noemen, houden mij, al te vaak, tegen. In mijn witgekalkt slaapkamertje heb ik op manshoogte een papieren, azuurblauwe, tropische vlinder (uitgeknipt uit een tijdschrift) geplakt. In een hoek wel te verstaan, één vleugel op één muur, de andere op de andere, zodat het net lijkt alsof ze dwars door de muur heen vliegt. Daar hangt ze al plus minus een halve eeuw. En als iemand op het onzalige idee komt die vlinder te verwijderen dan zal op die muur een donkere plek achterblijven in de vorm van een vlinder die door de muur heen vliegt. De zíel is vrij en laat zich door niets weerhouden.
. en een bleke winterzon scheen daar op
–
Stond voor een slapende lieve in een middernachtsbed
. en mijn hart scheen daar op
–
Liep met een kauw op mijn schouder over de dijk
–
Zit aan een tafel voor het raam
–
terwijl daarbuiten augustus rijdt op de rug van de hommel
. augustus doorzeeft de tuin
en stijgt met het grondwater door stam en stengel omhoog
–
Nooitnog doet het met Nimmermeer en dat is Nu
–
Waar gaat dit over?
. Dit gaat over klit en wikke ikke en de grote Hijzijhet,
jij in de huiskamer en jij op de vlucht,
. dit gaat altijd over klit en wikke ikke en de grote Hijzijhet
–
Gansjes op een niet te geloven speelveld,
. zeven stofpluizen toeval op één zonnestraal tover,
druppelgezanten zijn wij van een zee
–
In het midden van de kring wie staat daar?
. In het midden van de kring staat de verteller
van het eerste uur, de verteller in de taal van het vuur;
. in het midden van de kring staat de koning,
het eerste lied nog op de lippen,
. de gouden lippen, in het midden kernfuserend van innen
staat de koning, hij spint in een sterrenstofsprookje ons in
–
Uit Hoofde van jut, Sippenaeken, zomer XIII
–
In 1965 was de aanmoedigingsprijs van de gemeente Eindhoven genoeg voor een tweede bundel in datzelfde jaar, Een teken van leven. Vervolgens was het 12 jaar wachten op de derde bundel, Gottegot & bubble up (1977). Hierna volgden meer bundels, De lach van de Sfinx, 2021 en nu dus Uit hoofde van jut. Heb je zelf een lievelingsbundel?
Ik sta echt te kijken van dichters die meteen op jonge leeftijd bij hun allereerste debuut goed zijn.
In mijn geval Zoals wij, Een teken van leven en ook Gottegot & bubble up waren slecht. De bundels bij uitgeverij Atlas gepubliceerd, van Wolkenjagen (1997) tot en met Wolkenherdersliederen (2009) beginnen ergens op te lijken. Er staan een fiks aantal goede gedichten in, maar ik vlieg – het grote gevaar van de lyrische dichter – nog te vaak uit de bocht. De bundels bij Atlas Contact vanaf Molwerk tot en met Uit hoofde van jut zijn goed. Geen voorkeur.
. bellenblazers, zilverpraters, hellevaarders,
vluchtelingen, oorlogszuchtige despoten
. en de lieve, oude dame met de collectebus
–
Alle steden koken over,
. de benzine smeekt om ontsteking,
alles, ieder is er,
. de schorre kraai, de halve maan
en het schelpenpaadje door het duin ‘s avonds laat
. dat je vertellen kan en toch stoelt alles op stilte
op stilte stoelt alles
–
Uit Hoofde van jut, Schapeneiland, winter IX
Je werd onder een breder publiek bekend toen in 2004 negen van je gedichten werden geselecteerd voor de dertiende herziene editie van Gerrit Komrij’s Nederlandse poëzie van de 19de tot en met de 21ste eeuw in 2000 en enige gedichten. Was zijn keuze een verrassing voor je? Wat deed die erkenning met je?
Ik stel het op prijs bij deze gelegenheid daar iets over te kunnen zeggen. In juli, in de Prinsentuin in Groningen, werd ik weer eens geïntroduceerd als de dichter die met negen gedichten in Komrij’s bloemlezing staat.
Ik lieg als ik zeg dat ik daar niet mee in mijn sas was 20 jaar geleden. Maar het was niet verdiend. Toen niet en nu niet. Overigens Komrij is inmiddels opgevolgd door Pfeijffer. (Kiest Komrij dus 9 gedichten van me, Pfeijffer 1, zodat het zaakje toch weer enigszins in evenwicht is) Beide werken pretenderen zoiets als De Canon van de hedendaagse Nederlandse poëzie te zijn. Alleen iemand die in de verte laten we zeggen familie van Tijl Uilenspiegel is, begint met frisse moed aan een dergelijke onderneming. Toch?
. mijn thuiskomst wil ik vieren in den vreemde
–
Mooi is de lieve als zij slaapt,
. ver is zij dan en nabij is zij dan,
in den vreemde in den vreemde is zij dan
–
Waar is E. met het lange haar,
. waar is de klaproos in het natte gras
en waar is de kat achter het raam?
. In den vreemde in den vreemde in den vreemde
–
Uit Hoofde van jut, Botshol, lente II
–
Je debuteerde in de zestiger jaren bij Opwenteling. Die uitgeverij is er nog. Jij ook. Meer dan een halve eeuw later, hoe gaat het met beiden?
Een paar jaar geleden kreeg ik via Arnoud Rigter een hartverwarmende, rebelse bloemlezing in handen: Controversiële Diersoort. Uitgegeven door een Opwenteling beter dan ooit.
Poetry makes nothing happen, maar toch: op een avond, medio zestiger jaren stonden Peter van Lieshout, Kees van Kalmthout, Frans de la Cousine, Hans Vlek en ik onder het standbeeld van Jeroen Bosch gedichten voor te dragen. Een happening die prompt door de politie uit elkaar geslagen werd. De volgende avond waren wij er weer en nog nooit stond de markt zo afgeladen vol met nieuwsgierige jongens en meiden en opnieuw kwam de politie aangestormd met zwaaiende knuppels en de avond daarop, geloof het of niet, een herhaling van zetten, markt vol jongens, meiden, politie en knuppels. Daar denk ik met weemoed aan terug.