LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Interview Ludo Bleys

22 aug, 2024

‘Je kneedt het brood. Zo ook kneed je een gedicht.’

door Gerard Scharn

 

Ludo Bleys (Duffel, 1951) woont in Mechelen. Hij publiceerde in verschillende tijdschriften waaronder PoëziekrantMeander, Roer, De Schaal van Dighter en Gedicht Gedacht. Een aantal van zijn gedichten werd gepubliceerd in de bloemlezing Het Gezeefde Gedicht. In de verzamelbundel Het was de achtste dag werd de tekst opgenomen van ingreep. Het gedicht zebra bereikte de Top 100 van de Gedichtenwedstrijd Prijs de Poëzie 2023 (vroegere Turingprijs). Van zijn debuutbundel Link (Uitgeverij P, 2019) verscheen een herdruk in 2020.
Het schip vertrok die avond nog werd in 2023 zijn tweede publicatie bij Uitgeverij P.

foto © Niek Knockaert

 

U studeerde rechten en filosofie; in hoeverre hebben de resultaten hiervan een garantie geboden op de toekomst, niet in maatschappelijke zin maar toegespitst voor u als dichter?
De formulering van je vraag roept bij mij de woorden op van Faust bij de aanvang van Goethes tragedie:
“Habe nun, ach! Philosophie,
Juristerei und Medizin
Und leider auch Theologie
Durchaus studiert, mit heiszem Bemühn.
Da steh’ ich nun, ich armer Tor,
Und bin so klug als wie zuvor.”

Noch mijn rechtenstudie, noch die van de filosofie hebben mij garanties geboden op een toekomst als dichter. Dat ik poëzie schrijf, heeft meer te maken met vroege interesses, beschikbare tijd, de opleiding aan de Schrijversacademie en de ervaring die ik opdeed in de bezielende schrijfgroep rond dichter/uitgever Roel Richelieu Van Londersele.
Wel ben ik mij door de rechtenstudie nog meer dan voordien gaan realiseren hoe belangrijk het is om in een geschrift te streven naar de precieze weergave in woorden van de gedachte die je wil ver-woorden. Je schrijft, herleest, schrapt en herschrijft. Je kneedt het brood. Zo ook kneed je een gedicht.
De filosofie bracht me vooral de relativiteit bij van denksystemen.
Zowat elke filosoof claimt het keurmerk van de waarheid en laat je soms verweesd achter op het pad van de wijs-begeerte. Daarnaast brengt de comparatieve filosofie je in contact met denkwijzen uit andere continenten. “Vérité au-deçà des Pyrénées, erreur au-delà” (Blaise Pascal). Die visie heeft zich ook doorgezet in mijn kijken naar het leven zelf en naar zijn eindigheid. Dit vindt zijn weerslag in mijn gedichten.

De door u geciteerde schrijvers herinneren mij aan ‘Klare taal, louter lucht’ van Gerald M. Edelman die filosofie als een begraafplaats van ismen omschrijft.
Een toepasselijke oneliner.

In hoeverre heeft de ervaring opgedaan aan de Schrijversacademie en de schrijfgroep van Roel Richelieu van Londersele bijgedragen aan het vinden van een eigen idioom? Van Londersele benadrukt immers dat er urgentie moet blijken in een gedicht. Hoe heeft u dit in uw gedichten verwerkt?
Naast een zekere theoretische scholing komt zowel in de opleiding aan de Schrijversacademie als in de (Wisper-) sessies voor gevorderden van Roel Richelieu Van Londersele ook de praktijk aan bod. In de Schrijversacademie was het boeiend om het werk van de zes mede-cursisten te zien groeien. Het geven zowel als het krijgen van feedback scherpt de kritische kijk en de alertheid aan. Na een tijd werd het duidelijk dat ieder van ons een eigen stijl ontwikkelde en inhoudelijk vaak met eigen thema’s bezig was. Het was een soort laboratorium waarin je -Nietzsche indachtig- stilaan werd wie je bent. De deelnemers aan de sessies bij Roel hebben veelal zelf al één of meerdere bundels gepubliceerd. Hier is het duidelijk dat zowat iedereen inmiddels zijn eigen idioom ontwikkeld heeft. Op deze bijeenkomsten passeren er van elk van de deelnemers eigen gedichten de revue. Ze worden tegen het licht gehouden. Kritiek wordt niet gespaard.

Als je een dichtbundel doorneemt, word je meestal getroffen door één of enkele van de opgenomen gedichten. Op zoek naar het geheim dat hierachter schuilt, blijkt het vaak te gaan om gedichten die het particuliere van de schrijver overstijgen. Je krijgt de indruk dat ze zijn ontstaan uit een zekere innerlijke noodzaak bij de dichter, een urgentie. Die urgentie is niet vrijblijvend, ze dwingt. Iets in het bewustzijn heeft de dichter getroffen of iets in zijn onderbewustzijn houdt hem bezig. Het componeren van een gedicht kan hierop een antwoord zijn. Dat voel je als lezer. Ikzelf heb die urgentie sterk gevoeld bij het schrijven van gedichten in de periode dat ik voogd was van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen of dat ik vrijwilliger was in de palliatieve zorg.

Speelt muzikaliteit een rol bij het schrijven?
Jazeker, het blijft voor mij een streefdoel. Toch is het niet-geforceerde zoeken naar muzikaliteit de weg om ze te vinden: het gaat veelal om een vondst, een trouvaille.
Het Franse woord trouver (vinden) heeft dezelfde etymologische betekenis als trouvère (Noord-Franse minnezanger uit de middeleeuwen) of als troubadour (Provençaalse minnezanger uit de middeleeuwen). Deze minstrelen waren zowel dichter als componist. Oorspronkelijk betekende trouver dan ook ‘componeren’. De betekenis verschoof nadien naar ‘uitvinden’ om uiteindelijk ‘vinden’. te worden.
Het beluisteren van de klanken van een lied in een taal die ik helemaal niet machtig ben, kan mij in een andere wereld binnenvoeren. Je luistert dan naar de schoonheid van klanken en schakelt je intellect uit. Soms brengt dat op een onverklaarbare manier inspiratie voor een nieuw gedicht, al heeft de inhoud van dat lied vrijwel zeker niets te maken met het nieuwe gedicht dat er ontstaat. Wel neem ik uit nieuwsgierigheid soms de moeite om na te gaan waarover dat lied nu precies ging, maar meermaals deed die inspanning afbreuk aan de inspirerende muzikale ervaring.
Ook instrumentale muziek uit voorbije eeuwen brengt mij de laatste tijd inspiratie om gedichten te schrijven. Zonder tekst is er inhoudelijk ook geen voorgeschiedenis. Dat geeft de geest de volle vrijheid. De muziek roept spontaan beelden op die kristalliseren in een gedicht. Hier geef ik voor de lezer ook aan welke muziek aan de oorsprong lag van het gedicht.

Het blijft telkens weer een uitdaging om te waken over de muzikaliteit van je gedichten, hoe die ook ontstaan zijn. De beste test om de muzikaliteit – het spel van klanken en woorden – van je gedicht te testen, is het hardop te lezen. Dan voel je het ritme en beleef je de klankrijkdom – of de afwezigheid daarvan -.

Tot nu toe heeft u twee bundels uitgebracht (bij uitgeverij P.) Overweegt u bij een herdruk dan de inhoud ongewijzigd te laten of acht u het nodig hierin nog wijzigingen aan te brengen?
Mijn eerste bundel Link kreeg een eerste druk in oktober 2019 en werd vijf maanden later herdrukt. Er was geen reden om inhoudelijk iets te wijzigen voor deze tweede druk.
In april 2023 publiceerde ik mijn tweede bundel Het schip vertrok die avond nog, eveneens bij Uitgeverij P. Een recensie verscheen hierover in Meander Magazine van 26 juni 2023.

 

Drie gedichten

babau

Anonymus (Spanje 17e eeuw), Babau

de oorlogstrom doet haar intrede
de melodie kleurt waanbeelden in.
ze komt van ver, zwelt aan, houdt nooit meer op.
het voetvolk draagt maskers van angst
muzikanten blazen vuur in het daverend ritme,
in de donderende pas, de cadans van uniformen,
de overmoed van elke stap.
vogels zwermen na jaren van vrede onrustig
boven een onherkenbaar land, verdwijnen
doof in de galmgaten. de verte nadert.
het gekluisterde volk kijkt zwijgzaam toe.
de moloch brandt hun velden af
largo

Willem de Fesch, Concerto in C Minor for Violin & Basso Continuo, Op. 5: N°5: II.

het langzame klapwieken van kraanvogels
herfstvertrek uit een land van broeden
naar een plek van winterblijven, mijlenver.
bevlogen wegen hoog in de lucht
schuiven elk landschap naar het verleden
grenzeloze doortocht boven onze verbaasde hoofden

vooraan stippelt elke vleugelslag een route uit.
de formatie volgt als een vluchtige letter tegen de hemel.
ze wisselt langgerekt en vreedzaam, zonder voorschrift.
ongrijpbaar ballet van bewegende schakels. sierlijk
ontstijgen ze ons alfabet en ons onnoembaar verlangen
naar een leesbaar spoor.
etude

Friedrich Burgmüller, 18 Etudes, Op.109: No7, Berceuse

ik ben een holle ruimte
als ik praat met mijn ondergaande zon,
het tweesnijdend woord hanteer.
het komt en gaat en galmt
zonder weerklank van daarbuiten.

de nacht danst achter gekooide ramen
mijn vleermuizen liggen omgekeerd in bed
op de repeat een etude voor de ganse herfst
de laatste klanken neergelegd
als bloemen op een graf.

ik ben slechts de emballage
van een ongevraagde zending.
de pakjesman zette het op een lopen
knipperende waarschuwingslichten
elk retour bleek ongegrond.

ik leef achter gesloten glasgordijnen,
een berceuse die niemand wiegt.

 

     Andere berichten

Interview Bernard Wesseling

Interview Bernard Wesseling

‘Er is een direct verband tussen taalverloedering en gevoelsarmoede.’  door Cora de Vos   Schrijver en dichter Bernard Wesseling...

Interview Jan J. Pieterse

Interview Jan J. Pieterse

'van puntdicht naar bühne' door Inge Boulonois   Jan J. Pieterse (geboren in Goes) heeft een passie voor het theater. Hij presenteert...

Interview Frank Pollet

Frank Pollet acht het zijn plicht   door Marc Tiefenthal   Zowat zes jaar geleden maakten de lezers van Meander kennis met de...