Een tuin vol herinnering
door Jeanine Hoedemakers
–
–
Luc Barbé (1962) publiceerde in 2020 de bundel Stofjes verdriet en stelde in 2023 de bloemlezing met haiku’s over kinderen samen: Achter haar rug hobbelt een stemmetje mee
De bloemlezing Een stolp van stilte ziet er bijzonder goed verzorgd uit. Cover, vormgeving en coverillustratie zijn de verdiensten van Kris Demey. Het is niet alleen een fraai uitgevoerd boek, het is ook nog eens de eerste bloemlezing die enkel haibuns bevat. Er werden 100 haibuns van 35 verschillende dichters in opgenomen. Barbé toont opnieuw blijk van opmerkzaamheid. Hij brengt onder de aandacht waar (nog) geen oog voor leek te zijn. Behalve dan in literaire periodieken als Vuursteen en Ya.
Wat is dat eigenlijk, een haibun? Dit zullen sommige lezers zich misschien afvragen. De wereldberoemde Japanse haikudichter Matsuo Basho (1644 – 1694), schreef de eerste haibuns. Zijn bekendste haibun is zijn reisverhaal: De smalle weg naar het Hoge Noorden (1689). Vandaar natuurlijk dat ik ooit eens geleerd heb dat een haibun een reisverhaal is. Echter, naar de winkel wandelen voor een boodschap kan ook worden ervaren als een reis. Evenals ouder worden, het observeren van een huisdier, bezoekjes aan familieleden of een innerlijke reis. We hoeven niet per se te voet door onherbergzaam gebied te gaan om tot een fraaie haibun te komen. Een haibun is proza afgewisseld met een of meerdere haiku’s. Als een haibun geslaagd is dan lees je dat terug. Proza en gedicht vullen elkaar aan. Er ontstaat een wisselwerking, waardoor een diepere, andere kijk op het geheel ontstaat. Bijvoorbeeld: je ziet een meisje lopen, het is een lieflijk meisje, ze is wat ingetogen. Er komt een levendige jongeman aan, hij draag een pet en heeft een ondeugende snuit. Het meisje en de jongen omhelzen elkaar en ineens begint de wereld om hen heen te stralen. Beide mooi, samen nog mooier. Je ziet het als toeschouwer gebeuren. Dat kan met een prozatekst samen met een haiku gebeuren. Sterker nog, het is de bedoeling. Een subtiele of juist meer uitgesproken wisselwerking.
Het eerste hoofdstuk kreeg de titel: ‘haar eerste woordje’. Uit deze titel is op te maken dat het een hoofdstuk is waarin kinderen centraal staan. Om een hele treffende haibun, met als titel ‘Veertje’, kan ik niet heen. Het beeld dat de tekst me geeft is zo schattig. Ria Giskes vertelt over haar periode als kleuterleidster. Zij vraagt de kinderen om iets wat zij heel mooi vinden mee naar school te brengen. Voor zichzelf vult ze alvast in dat er op de klaargezette tafel veel speelgoed zal worden uitgestald. Met de haiku zet ze niet alleen haar prozatekst kracht bij. Door de tekst krijgt ook de haiku meer betekenis. Het is meteen ook een voorbeeld van een haiku die zeer wel op zichzelf kan staan. Dit op zichzelf kunnen staan is geen noodzaak bij een haibun, maar wel een leuke meerwaarde.
–
een kind verwijst verrukt
–
naar een musje
–
[p. 22]
In hoofdstuk 2; ‘een chaos van ganzen’, kies ik voor een haibun met als titel ‘Miss Saori’. Samengevat vertelt Leon Scevenels over de ontdekking dat een overleden plantje ‘Miss Saori’ nog met een takje vastzit aan een worteltje. Kortom, het ziet er naar uit dat het plantje het lot, belanden op de composthoop, nog kan ontspringen. De haiku:
–
tekenen de donderwolken
–
nog een kleurenboog
–
[p. 39]
Vertaal ik deze haiku naar een meer dagelijks begrip uit mijn leven dan schrijf ik dat de haiku me doet denken aan onze prunus. Die bloeide zo lang en uitbundig. Prachtiger dan ooit was hij, maar daarna stierf hij. Een korte opleving alvorens te sterven. Bij het door Scevenels aangehaalde plantje is het nog maar de vraag of het plantje nog even op zal bloeien, maar de hoop is er.
Hoofdstuk 4 (de bundel heeft in totaal 8 hoofdstukken) kreeg de titel ‘avondrood’. Op pagina 71 staat een haibun van Pom Hoogstadt:
–
Pom Hoogstadt
–
Een nachtkastje, twee foto’s en een koud kopje thee. In de vensterbank
sterft traag een hyacint.
—— Onverwacht vraagt zij naar de kinderen. Zij noemt ze bij naam, glashelder.
Zij glimlacht rimpeltjes, lief zoals zij is.
—— Vanmorgen heeft zij haar verpleegster, die haar kwark voerde, gebeten.
–
——-heel zachtjes valt sneeuw
–
——-ongemerkt bedekt hij
–
——-de tienduizend dingen
De laatste regel van de haibun ontroert me enorm: ‘Vanmorgen heeft zij haar verpleegster, die haar kwark voerde, gebeten.’ Er volgt daarna een haiku waarvan je denkt, ja maar die gaat toch over iets heel anders!? Nee hoor. De kracht van de haiku zit hem juist in het subtiel, onuitgesproken vergelijk met wat er met de dementerende moeder haar brein gebeurt. Ik vind hem erg goed gekozen. Mocht deze haiku op zichzelf staan dan kan ik me voorstellen dat de lezer zich afvraagt waarom er in de laatste regel zo expliciet ‘de tienduizend dingen’ staat. In combinatie met de proza zijn deze woorden juist hartverscheurend.
Sommige dichters besloten om i.p.v. van een haiku voor een tanka te kiezen. Een tanka is een kort lyrisch gedicht waarvan de eerste drie regels over de natuur gaan, de twee daarop volgende regels versterken die drie eerste regels met een persoonlijke beleving. Daardoor ontstaat er een samenvallend geheel tussen mens en natuur. Tot op zekere hoogte lijken haibun en tanka een beetje op elkaar. De meeste dichters beperken zich tot één enkele haiku en over het algemeen genomen zijn de prozateksten vrij kort. Een haibun, hij is van Nico van de Wetering, te vinden in hoofdstuk 4 op pagina 74, valt me op omdat hij zijn proza in een dichterlijke vorm schreef. Dat doet overigens geen afbreuk aan de zeggingskracht. Soms roept een prozatekst de in mijn systeem gekropen verleiding tot redigeren op. Een andere keer zie ik de meerwaarde van een haiku pas na herlezen of door te proberen in het hoofd van de schrijver te kruipen. Ik geniet van de herkenning die de haibuns over dementie, huisdieren, dood, jeugdherinneringen, oorlog en zelfs een museumbezoek bij me oproepen. Het zijn stuk voor stuk ervaringen die zorgvuldige werden beschreven. Natuurlijk ontbreekt tussen al die haibuns ook de samensteller Luc Barbé zelf niet en, ik zou het bijna vergeten, ook ik sta er in. Dit vertel ik niet uit ijdelheid, maar om te voorkomen dat ik op de vingers word getikt als ik het zou verzwijgen terwijl ik de bundel recenseerde. Op de valreep besloot ik om eens te kijken van wie de langste haibun is. Een haibun van Simon Buschman is de winnaar. Dit komt omdat hij prozatekst afwisselde met twee tanka’s van zichzelf en een geciteerde tanka. Zijn haibun, met de titel ‘Hij deint erbij’, begint met een tanka, van Taigu Ryokan, 1758 – 1831. Over de 100 haibuns plus haiku’s en tanka’s zou ik nog veel meer kunnen en ook willen vertellen. Het zijn allemaal korte fragmenten, ze ontroeren, toveren een glimlach op het gezicht, stemmen tot nadenken.
Ik sluit af met een haibun, te vinden in hoofdstuk 2 ‘een chaos van ganzen’, die me vanaf het begin al intrigeert. Dat komt door de haiku denk ik. Wat gebeurt er? Waar zijn ze, waar gaan ze heen? Mijn lezing ervan houd ik voor me om ruimte te laten aan de lezers.
–
Bouwe Brouwer
–
Zijn zoontje is zeven en een tsunami. Woesj, woesj, zegt hij terwijl hij zijn
rechterhand snel boven het stuur heen en weer slaat. En zijn dochter?
Zijn dochter is mooi, zo mooi. Twee jaar al en al zo groot. En lief, voegt hij
eraan toe. Nu maakt hij met zijn gebruinde arbeidershand een sierlijk gebaar
naar de hemel. Hij kijkt me even aan om mijn reactie te peilen. Zijn ogen
glimmen. Dan concentreert hij zich weer op de weg. Het is een bochtig stuk
asfalt door een dorp, geflankeerd door hoge witte muren. Boven de muren
roze bloesems en dor ogende takken van amandelbomen. Ze bloeien laat
dit jaar, het is een droge winter geweest. Net buiten het dorp slaat hij de zonne-
klep van zijn auto naar beneden. Aan de binnenkant is een pasfoto geplakt.
Op de wat verbleekte foto een vrouw met kort donker haar, een roze blouse.
En grote donkere ogen. Zijn esposa. Weer kijkt hij even opzij.
–
———– duinenrij –
–
———– elke golf
–
———- – richt zich even op
–
[p. 45]
____
Een stolp van stilte. 100 haibuns uit Nederland en Vlaanderen. Samengesteld door Luc Barbé (2024) Uitgeverij Fluxenberg, 139 blz. € 19,90. ISBN 9789464782370