Klanken van geluk. En pijn.
door Paul Roelofsen
–
–
De Vlaamse Gerlinde Weze (1960) studeerde Germaanse talen maar stopte daarmee om zich op Gentse muziekscholen te bekwamen in notenleer en zang. Zij studeerde af als mezzosopraan en bracht drie cd’s uit, waarop naast liederen van Poulenc klassieke aria’s en oorlogsliederen staan. Haar eerste dichtbundel dateert van 2020 en is een in memoriam aan haar in 1990 overleden dochtertje.
De bundel die voor u ligt met de originele titel zijKant is opgedragen aan haar man en haar zoon ‘en aan mijn vader. Van zijn sokkel gevallen in mijn opgroeiende zijkant blijft zijn standbeeld evengoed imposant.’ Deze opdracht maakt duidelijk dat het gezin een belangrijke plaats inneemt in de bundel.
Het volgende gedicht getuigt daar ook van:
–
–
–
In de moeder woont poëzie
maar haar buik staat al jaren leeg
met krassen op de wanden
–
van het meisje dat overleefde in een bundel,
en van de broer erna die uit huis ging
met de ongeschreven regels van zijn koers.
–
verder weg rent de vader een bestaan bijeen
Een compact vers, waarin het gezin behoorlijk in beweging is en waarin de eerste regel van de tweede strofe ongetwijfeld slaat op Kind van één zomer, de titel van de debuutbundel van Gerlinde Weze. (Zie inleiding). Wat opvalt zijn de meerdere witregels onder de titel van het gedicht, een bijzonderheid die in alle gedichten wordt gebruikt en welke zeker in de korte verzen functioneel is; het geeft de gedichten een geconcentreerde en rustige uitstraling. Zeker omdat de even bladzijden ook onbedrukt blijven. De bundel is niet in hoofdstukken opgedeeld, maar veel van de eerste titels van de inhoudsopgave, ‘Achtergelaten’, ‘Als ik ga’, ‘Alzheimer’, ‘Depressie in 6 senryu’s’, doen vermoeden dat daarin de vergankelijkheid een grote rol speelt. En dat is ook zo. Maar larmoyant zijn deze gedichten allerminst. Uit ‘Als ik ga’: Als ik ga wil ik een boom / met wortels over mijn buik / of een vlot in de fik, met mijn as // erna uit jouw hand over water. // (…) Net als de boom en het water / zal ik uit ook in je zijn. / Ik mis je zal drijven in je hoofd.’ Behalve een definitief afscheid wordt in de laatste regels ook indrukwekkend een diepe liefdesband opgeroepen.
Verder in de bundel worden uitstapjes gemaakt naar onderwerpen breder dan het wel en wee in huwelijk en gezin. Maar ook deze zijn veelal zeer persoonlijk.
–
–
–
De nachtmerrie.
Ze is echt.
–
Ik slaap niet meer, ik eet niet meer
dan wat ik vind in de dode stad
die me zonder land achterlaat.
–
Ik stap verder weg van bommen
maar weet niet waarheen.
–
Als mijn land draag ik
in mijn nek de oude hond mee
die over mijn rug hijgt
–
Hij kent geen land.
Alleen mij.
De laatste twee strofen, de vierde en de vijfde, zijn interessant; in de vierde draagt de ik haar oude hond in haar nek, alsof het haar land is, in de vijfde beseft de dichter dat de hond zelf geen land kent, dat hij alleen de dichter kent. Hij betekent voor de ik de zwaarte van haar land, terwijl zij zoiets als het land voor de hond is. (Een foto met de ik-figuur met een hijgende herdershond op haar schouders illustreert het gedicht). De inhoud past in de huidige tijd met een surplus aan spanning en geweld in een wereld waarin niet alleen de direct betrokkenen daaronder lijden maar in zekere mate iedereen.
Ik blader tenslotte terug naar het gedicht, waarin opnieuw het verliezen van een kind een rol speelt en dat m.i. uitsteekt boven de andere.
–
–
–
Geluk was vanzelf ooit
in ons trouwboekje geplooid.
Stilaan smaakte samenspel vergeten.
–
Samen uit samen thuis werd hetzelfde eten
als zure kers en dronken likeur
in een monchéri van sleur.
–
Ik werd geen beroemde ster,
wenste me weg, wenste je ver.
–
Wat valt na elk gevecht te rapen
anders dan het wapen.
–
Strijd lost op in de wind
behalve die om ons verloren kind.
Kan geluk recht plooien in verdriet?
–
Ik ween het niet.
Een sterk gedicht waarin alle regels raak zijn: het geluk dat vanzelf in een trouwboekje plooit, wat er na elk gevecht anders valt te rapen dan het wapen, dat alle strijd uiteindelijk oplost in de wind, behalve als het om het verlies van een kind gaat. Of kan geluk dit verdriet toch recht plooien? Hoe dubbelzinnig is hierna het laatste regeltje: ‘Ik ween het niet.’
Een bundel, waarin men prachtige poëzie aantreft, meestal toegankelijk en herkenbaar, en met diepe gronden.
____
Gerlinde Weze (2024) zijKant. Uitgeverij Het Punt, 97 blz. € 18, 00. ISBN 9789460797453