Taco van Peijpe (1946) is gepensioneerd jurist. Hij houdt van poëzie, muziek (speelt dwarsfluit), natuur en gezelligheid in kleine kring. Enkele van zijn gedichten werden eerder gepubliceerd in Meander, in Het gezeefde gedicht en in De Poëziekrant.
“Poëzie is voor mij een taalspel en een binnenweg naar het gevoel.”
BUUT
–
dit houten hok bewaart de warme dag
het zachte gonzen van verleden zomer
hark en schoffel hangen onbewogen
tegen het geteerd beschot
–
zoals het moest zo is het hier gebleven
brandhout ligt gestapeld waar het lag
volmaakte rust geen andere beweging
dan het roesten in het slot
–
buiten gaat geluid van vlugge stappen
kinderstemmen vluchten haastig weg
is er nog een kans om te ontsnappen
aan de beklemming van dit kot
–
zou je rennen en een poging wagen
het spel is nog niet uit en buut is vrij
–
die hem is staat met gesloten ogen
telt en roept je bent erbij
–
dit houten hok bewaart de warme dag
het zachte gonzen van verleden zomer
hark en schoffel hangen onbewogen
tegen het geteerd beschot
–
zoals het moest zo is het hier gebleven
brandhout ligt gestapeld waar het lag
volmaakte rust geen andere beweging
dan het roesten in het slot
–
buiten gaat geluid van vlugge stappen
kinderstemmen vluchten haastig weg
is er nog een kans om te ontsnappen
aan de beklemming van dit kot
–
zou je rennen en een poging wagen
het spel is nog niet uit en buut is vrij
–
die hem is staat met gesloten ogen
telt en roept je bent erbij
GLAZENWASSER
–
boven aan mijn raam
gebaart een godenzoon
hij zingt en overziet
mijn klein bestaan
–
toonloos is zijn lied
zijn lijf een silhouet
zijn armslag meet
de breedte van de hemel
–
mijn dorre hok is nauw
mijn hoofd een letterkast
ik zit hier vast
en roep hem aan
–
zijn hoogte haal ik niet
ons scheidt een wand
een waterval
die aan zijn hand ontspringt
–
hardvochtig glas
mijn stem verdrinkt
maar hij geniet zijn vrijheid
blauw is overal
–
boven aan mijn raam
gebaart een godenzoon
hij zingt en overziet
mijn klein bestaan
–
toonloos is zijn lied
zijn lijf een silhouet
zijn armslag meet
de breedte van de hemel
–
mijn dorre hok is nauw
mijn hoofd een letterkast
ik zit hier vast
en roep hem aan
–
zijn hoogte haal ik niet
ons scheidt een wand
een waterval
die aan zijn hand ontspringt
–
hardvochtig glas
mijn stem verdrinkt
maar hij geniet zijn vrijheid
blauw is overal
WANDELAAR
–
klimop wringt zich door het hek
in steen en ijzer loopt het vast
–
in ronde lanen
lost het licht zich op in groen
de wandelaar verdwaalt in hoop
op nog een afslag in de tijd
een pad dat wacht
een raadsel om de bocht
–
onzichtbaar nog loopt voor hem uit
zijn voetspoor in het zand
–
klimop wringt zich door het hek
in steen en ijzer loopt het vast
–
in ronde lanen
lost het licht zich op in groen
de wandelaar verdwaalt in hoop
op nog een afslag in de tijd
een pad dat wacht
een raadsel om de bocht
–
onzichtbaar nog loopt voor hem uit
zijn voetspoor in het zand