LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Jan Glas – Een mooi verhaal

27 dec, 2024

‘Nog één gedicht en ik ontplof’

door Hans Puper

Jan Glas zorgt al voor kortsluiting voor je nog maar één gedicht hebt gelezen. De combinatie van de titel Een mooi verhaal met het motto is van een absurde humor. Het is een citaat van de zanger Lou Rawls, waarschijnlijk uit een interview. Hij ervoer dat je in een rumoerige club pas aandacht krijgt voor een song als je die hebt ingeleid met een verhaal. Als Glas in zijn bundel een mooi verhaal vertelt, is dat dan ook niet meer dan een inleiding? Tot wat? Dat moet je zelf bedenken. Het laatste gedicht van de bundel:

Tot ziens, Logica. Ik treiter je later wel weer verder.
Voor nu is dit een willekeurig oponthoud.

In de pauze die in de schemering ontstaat
gaat op de hoge schoorsteenpijp de merel zingen.

Hij vertelt wat hij verzonnen heeft. Geen touw aan
vast te knopen. Het is het betere verhaal.

Stel je eens voor: een merel op een hoge schoorsteenpijp. Je blijft luisteren, zo mooi klinkt zijn gezang. Wie heeft er dan behoefte aan een verhaal met een kop en een staart? Bedenk zelf maar wat die merel verzonnen heeft.
Ook mooi: ‘Het dertiende gedicht’. Een onbegrijpelijke titel, totdat je ontdekt dat het uit dertien regels bestaat. Een relatie met de inhoud is er niet. Het gaat over de ‘meest ongeneeslijke ziekte […] / dat men een van allen is. // Daaruit te ontsnappen. / Daarvan zijn alle liedjes gemaakt. // Waarop gedanst. // Ledematen die voorwaarts scharnieren. / Ledematen die achterwaarts scharnieren.’ Voor- en achterwaarts scharnierende ledematen: Glas schrijft meer van zulke bijzondere regels. ‘Als enige onder de instrumenten / kan het kerkorgel motregen spelen.’ Of: ‘Iedere generatie zoekt nieuwe manieren om niet gelukkig / te zijn.’ Regels die zich vasthaken in je hoofd.

Afdelingen heeft de bundel niet, een eventuele samenhang moet je ook zelf bedenken. Er zijn weliswaar acht paarsgewijs geplaatste prozagedichten die je als overgang tussen afdelingen zou kunnen beschouwen, maar het enige wat ze gemeen hebben is hun lengte van negen regels en de titel ‘Abstract’. De titels zijn genummerd en daar is iets geks mee aan de hand: het eerste prozagedicht begint met nummer VI. Vreemd, tot je er achter komt dat de eerste vijf in zijn bundel Het waaide er (2017) staan.

Vaak wordt de logica helemaal niet getreiterd, zoals in het tragische prozagedicht ‘Abstract XII’.

Als het regent is iedereen te laat. Op de hoek van de Lek- en de
Rijnstraat staat een man onder een paraplu. Al een poosje. Hij
moet naar z’n werk. Een plek waar iedereen het moeilijk vindt om
dankjewel te zeggen. In een tas zit een trommel. In de trommel zit
een banaan en brood. En nu regent het. De paraplu is het dak van
een veilig klein huisje, waarin alleen de man woont. Groot genoeg.
Geen kind, geen kraai. Geen gas, geen licht. Het denken uitgezet.
De regen zegt: ‘Blijf thuis, blijf thuis, hier in dit huis, blijf lekker
thuis.’ Iedere stap hierna is een keuze tussen modder of stof.

Een momentopname uit het eenzame leven van een loonslaaf.

Een van de aantrekkelijke kanten van Glas is zijn humor. In ‘De gekroonde’ verhaalt de dichter over zijn nieuwe vriend: ‘Ik ben met hem en hij is met mij. Hij is al / honderd dagen koning. / Zo eentje die slaapt op z’n buik.’ ‘Zo eentje’: de lezer wordt als ingewijde beschouwd.
En, een paar strofes verder: ‘Voor deze had ik een tijdje iets met een portier. / Een coladrinker die ik geregeld af moest tuigen’. Een portier, een coladrinker: ik schoot in de lach. Een derde typering zou teveel zijn geweest. Glas weet maat te houden.

Het moet wel heel erg druk zijn in het hoofd van de dichter. Een verzuchting als de volgende verrast daarom niet.

DE UITGEPUTTE POES

Nog één gedicht en ik ontplof.
Heb het voorlopig wel even gehad.

Het is trekken aan water of allemaal
te mooi om waar te zijn.

Of zoals de minister van Financiën onlangs zei:
We hebben de burger te veel blauwe luchten beloofd.

De dierenarts die na een kort consult constateerde:
‘De poes is niet ziek, ze is moe. Heel erg moe. Moe van
poes zijn. Ik zie het in mijn praktijk steeds vaker.’

Ongeveer zo moe is ook dit gedicht.
Ze geeuwt en rekt zich uit. Doodmoe.
Moe van wat het moet voorstellen.

Moe van gedicht zijn. Niemand
die het ziet. Probeer het maar eens.
Aan het gedicht is het niet te zien.

En als iets niet op papier staat,
hoe geloofwaardig is het dan nog.

Scholieren uit Zutphen herkenden die uitputting, en maakten van dit gedicht een poëziefilm, die werd vertoond op het Nederlands Poëziefilm Festival in november. Terecht.

—-
Jan Glas (2024). Een mooi verhaal. Uitgeverij kleine Uil, 54 blz. € 20,00. ISBN 9789493323506

     Andere berichten

Anne Provoost – Decem

Dichterlijke aanklacht met urgentie door Paul Roelofsen - - De Vlaamse Anne Provoost is van vele markten thuis; zij schreef zowel romans...

J. Heymans – Alsnog

J. Heymans – Alsnog

Gelaagd, als een lasagne van betekenissen door Marc Bruynseraede - - Heel aparte, bijzondere dichter is John Heymans (Den Haag 1954) die...