LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Interview Johannes van der Sluis

2 jan, 2025

 

‘de poëzie lijkt klaar met mij te zijn’

door Gerard Scharn

 

Johannes van der Sluis (1981, Noordoostpolder) is dichter en hoofdredacteur van Hollands Maandblad. Van hem verschenen onder andere de bundels Een mens moet ook niet alles weten (van zijn alter ego Giovanni della Chiusa), Ik ben de Verlosser niet (genomineerd voor de J.C Bloem-poëzieprijs 2021), Profane verlichting en De groenvoorziening (2023).

foto © Eva Barends

 

Brief encounters met kroegtijgers, barflies, stille drinkers, dagdromers en toevallige passanten, gelardeerd met herinneringen aan vakanties met je ouders, doorspekt met citaten van schrijvers waarvan wordt verondersteld dat de lezers ze ook kennen, dit alles in een stroom van bewustwording waarbij vergeleken de cataracten van de Nijl tammer zijn dan de Regge en de Niers. Het lezen van Mijn Vaderland laat een sterk autobiografisch aspect vermoeden. In dier voege lees ik ze als sessies met je innerlijke psycholoog, couchsurfing op de gesloten afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis, waarbij sprake lijkt van verstrengeling tussen behandelaar en behandelde in kwantummechanische betekenis. Passé simple of passé composé?
Simple.

Boeiende reizen over land en over zee, bezoek aan steden met een verleden, herinneringen aan dode schrijvers en zorgvuldig gekozen citaten waarbij het lijkt alsof u een rolkoffer boeken met u meezeult om op ieder moment het juiste fragment te kunnen opdiepen?
Ik zoek geen citaten, de citaten vinden mij.

Stel: u zit in café Arco in Praag, met wie zou u een gesprek willen aangaan?
Ernst Weiß (1882-1940). Zijn eerste roman, geredigeerd door Kafka, schijnt door 23 uitgevers te zijn afgewezen. Ik zou hem willen vragen of hij mee wil lezen met mijn te schrijven novelle, want de poëzie lijkt klaar met mij te zijn. Het werd wellicht tijd. Mijn uitgever, Jurgen Maas, opperde het, en ik had er oren naar. We zullen zien.

Uw liefde voor Hrabal spreekt boekdelen, voelt u zich een geestverwant van hem?
Hrabal is een wijze, niet meer en niet minder. En zijn werk een uiting van diepe inspiratie. Dat ik er kennis mee mocht maken is een van de grote vreugdes van mijn leven.
Ik ben ook een bierdrinker. Bier drinken is contempleren, zoals hij wijselijk zei.

In welk opzicht hebben de dadaïsten en dan met name Tristan Tzara invloed op uw werk?
Tzara’s werk ken ik niet, maar in een boek van Hugo Ball beschrijft laatstgenoemde een avond in Cabaret Voltaire in Zürich waar duidelijk te merken was dat de spekpannenkoeken van Tzara’s moeder de dichter goed hadden gedaan. Ball werd overigens later in zijn leven mysticus in Ticino, een logisch gevolg van het dadaïsme, dat een spirituele stroming is.
Inhoudelijk is mijn werk veeleer surrealistisch, de vorm van mijn werk kan dadaïstisch worden genoemd; het zijn een soort salvo’s, nietwaar? Waar het dadaïsme een weerslag was van de Eerste Wereldoorlog, zo is mijn werk de weerslag van mijn wilde jaren (zie het boek), die niet los staan van de Tweede Wereldoorlog. In dat licht gaat het veel verder dan alleen de vorm, het is Trümmerliteratur.
Walter Serner (1889-1942), uit Karlsbad, die uitgebreid in het boek wordt beschreven, is een grote invloed. Ik zoek zelf trouwens nog een kapitaalkrachtige mecenas als Anthony von Hoboken (1897-1983), die Serner ondersteunde, want inspiratie moge uit de lucht komen vallen, vooralsnog nog geen droog brood.
Zürich en de pannenkoeken van mijn zus, zo goed als maandelijks, zijn overigens ook van niet te onderschatten invloed op mijn werk.

Mag ik een speciale band veronderstellen met Arnon Grunberg (die zijn mails ondertekende met jouw naam) en Jan Hanlo van Go to the mosk?
Door Grunbergs werk ben ik gevormd. Blauwe maandagen (1994) maakte me op mijn achttiende duidelijk wat literatuur is, en meer dan dat, zoals alle ware literatuur, het maakte me duidelijk wat het leven is. Later had ik het geluk bij de meester zelf in de leer te gaan nadat ik op zijn verzoek een tot tevredenheid stemmende deal had gesloten met de vastgoedmagnaat Mozes Staszewski aan de Minervalaan in Amsterdam aangaande een roofdruk. We hebben het over 2005, ik was 24. Een ander leven.
Hanlo: een van onze grote dichters. Is hij inmiddels gecanceld? Misschien moet iemand eens al dan niet online lijsten van gecancelde personen aanleggen, en wie verantwoordelijk is, al is het maar voor latere onderzoekers? Ach, poëzie is zo marginaal dat men niet de moeite neemt om te cancellen, poëzie is als het ware zélf al gecanceld, toch? Niet de diepere reden om mijn poëtische lier aan de wilg te hangen. En de novelle, we blijven nog steeds in de marge – tot mijn geluk.
De mussen vielen van het dak, een gelimiteerde uitgave van mijn Siciliaanse Zangen die vorig jaar verscheen, is een hommage aan Hanlo. Geïnteresseerde liefhebbers dienen zich te wenden tot uitgeverij Go to the Mosk te Rotterdam, geen idee of er nog exemplaren voorradig zijn.

Je zegt dat de poëzie marginaal is, geldt dat uitsluitend voor de poëzie in het Nederlandse taalgebied die volgens jou al gecanceld is of ben je van mening dat er uitzonderingen zijn die zullen beklijven? Vergeleken met bij voorbeeld de Afrikaanstalige poëzie die bijna zonder uitzondering een uitgesproken urgentie heeft maar wel de beperking van het taalgebied kent en waar dichters zoals Breyten Breytenbach, Antjie Krog en Ingrid Jonker een welhaast iconische status hebben verworven. Binnen de sociale context van dat land lijkt dat haast onvermijdelijk en dus niet toepasbaar op Nederlandstalige poëzie.
Ik vrees dat poëzie een marginale rol speelt in onze toch vrij prozaïsche maatschappij/cultuur, bij andere culturen lijkt het meer ingebakken, denk aan Rumi. Zonder me daarover te beklagen; het is alsof je met liefhebbers een geheim bewaart, en dat is mooi. De onsterfelijke dichtregels vinden hun weg wel uiteindelijk.

Als redacteur van Hollands Maandblad word je waarschijnlijk bedolven onder een stapel papier met ongevraagde bijdragen waarvan de inzenders hopen dat deze worden geplaatst. Wat zijn de criteria waaraan deze moeten voldoen indien inderdaad tot plaatsing wordt besloten?
Ja, we ontvangen veel kopij. Fantastisch om te lezen. Poëzie moet naar mijn idee iets hebben van orakeltaal. Het werk moet een ziel hebben; dat je verleid wordt een universum binnen te gaan, ook al komen de zielenroerselen ergens vertrouwd voor. Dat is de humaniteit, waar Herder naar zocht. Uitgangspunt is volgens mij dat wat wij menen te kennen: het alledaagse. Als een gedicht begint met een shampoo-fles, dan is er grotere kans dat ik doorlees dan als er iets staat over Palestina. Poëzie is verbeelding aan de macht, de gebaande paden kennen we al.
Wat ik net tegenkwam in de bijna lyrische roman De laatste vreugde (1912) van Knut Hamsun: ‘Ik weet het niet, maar misschien kan het geen kwaad om een beetje goedgelovig te zijn, om een beetje minder slim te zijn. Wat heb je tenslotte aan al die slimmigheid? Je kunt alleen maar falen, want niemand is slim genoeg.’ Voor slimmigheid moeten we bij de ondernemers zijn.

Heeft Nederlandstalige poëzie het in zich een kort leven beschoren te zijn?
Zie hierboven, poëzie zit niet in het dna van de Nederlander, kunnen we stellen, dus hoe goed zij ook kan zijn, zij zal voor een goed deel verdwijnen. Iets om te betreuren, maar toch ook om je over te verheugen, het dwingt ons om de onsterfelijkheid te bereiken. En als iedereen wat anders zogenaamd belangrijks te doen heeft, is de dichter vrolijk bezig in zijn of haar laboratorium, gesterkt door de wijsheid van eeuwen (paradoxaal genoeg het feit dat wij niets weten). Bovendien een geschikte voedingsbodem voor poëzie. Immers, is alle werkelijke kunst niet Outsider Art?

Het volgende gedicht van Johannes van der Sluis is exclusief te lezen op Meander.

Half Pint Forever!

Nicht da ist man daheim, wo man seinen Wohnsitz hat, sondern wo man erstanden wird.

-Christian Morgenstern

De dichter Michael March
alias Half Pint
bijna tachtig
is gestopt met het Prague Writers’ festival
hij stuurt me nog steeds zijn mysterieuze gedichten toe
Michael is netjes gekleed
een tikkeltje bohemien
en begint in zijn kantoor te vertellen over Willem van Toorn
die hij in de jaren tachtig leerde kennen
volgens March verkreeg Van Toorn inkomsten
door lezingen te geven voor vrouwenclubs
en hij was gewend om zich drie keer op een dag te verkleden
Michael overhandigt me een stapel boeken
affiches en meer
op dat moment komt een man met een grijze trui
pet en een wandelstok binnen
Michael vertelt dat de Tsjechische staat geen interesse heeft
om het unieke archief van het festival over te nemen
misschien een bibliotheek in de VS
waar March vandaan komt
New York
de eeuwige wederkeer
we eindigen allemaal bij de bron
op weg naar café Louvre
waar Kafka en Einstein elkaar vermoedelijk hebben ontmoet
loop ik telkens net ietsje voor hem
Michael blijft rustig lopen
hij draagt een Ierse pet
en vertelt dat de Ieren de hele tijd dronken waren
iedereen was uitgenodigd bij de ambassadeur thuis
en de drank was in een mum van tijd op
daarop begonnen ze de kinderkamers te doorzoeken
op zoek naar meer drank
de ambassadeur en zijn vrouw hadden zoiets nog nooit meegemaakt
de Israëlische dichter Nathan Zach
had zich bij de Ieren aangesloten
Nathan verklaarde op een gegeven moment
dat hij niet meer naar huis wilde
de avond voor zijn vertrek
viel hij als een blok neer op zijn bed
een medewerker van het festival
heeft zijn koffer moeten inpakken
en hem de volgende morgen in een taxi gezet
de Ieren hadden ergens nog een raam ingegooid
de mensen hadden gevraagd
waarom doen jullie dit?
dit hoort bij onze cultuur
luidde het antwoord
ik vraag Michael hoe de optredens van de Ieren waren
geweldig roept hij
hij loopt de rockclub binnen
die naast café Louvre zit
Michael roep ik
op de helft van de gang maakt hij rechtsomkeert
en komt mijn richting opschuifelen
tijdens de lunch spreken we over William Burroughs
met wie hij bevriend was
toen hij naar Europa kwam
ging March in Londen wonen
en stuurde een gedicht op
naar de uitgever van Burroughs
op een dag werd hij opgebeld
het was Burroughs
enthousiast over zijn gedicht
ik werd een keer meegenomen naar een Chinees restaurant
vertelt Michael
Burroughs’ Franse vertaler
en de dochter van Sylvia Beach waren erbij
Burroughs zei luister
het is hier voorbij voor de mens
hij moet naar Mars
waarop zijn Franse vertaler antwoordde
William
people will take their shit everywhere they go
niemand kende Burroughs echt
in Wenen trouwde hij een Joodse vrouw
en bracht haar naar de VS
om haar te behoeden voor nazi-Duitsland
hij bestudeerde graag hiërogliefen
in New York woonde hij in een oud gebouw
van de YMCA
er waren de pisbakken
en zijn typmachine
naast heroïne een fles whisky per dag
Burroughs was gekant tegen het woord-virus
daartegen was volgens hem alleen stilte bestand
Michael neemt een hap van zijn salade
het woord-virus
laten we het daar eens over hebben
denk ik
vanuit Marokko wilde hij iets van me publiceren
in een of ander tijdschrift
maar ik wilde niet
ik zeg het eerlijk
het was ijdelheid
hoe is je goulash?
Susan Sontag zou naar het festival komen
maar ze wilde niet via Frankfurt
ze haatte Frankfurt Airport
neem de directe vlucht
zei Michael
na heel veel reisschema’s
Londen
Parijs
alles
had ze dan toch eindelijk een directe vlucht vanuit New York
eersteklas
bij aankomst klaagde ze steen en been
ze had slecht geslapen
Vlasta had rozen voor haar gekocht
die werden van voren in de taxi
in mijn gezicht gesmeten
wie komen er allemaal?
vroeg ze toen
want ze krijgen het programma van tevoren
maar die kijken ze niet in
of slechts vluchtig
alleen Arnon deed altijd zijn huiswerk
ik noemde een paar schrijvers
en ook William Styron
William Styron riep ze uit
ik ken minstens vijftien schrijvers
die beter zijn dan hij
bij aankomst stond William Styron voor het hotel
ze omhelsde hem enthousiast
en riep hi William
it’s so good to see you
het hotel was niet goed
briljant maar moeilijk
heel erg moeilijk
neem een dessert
de taart is hier erg goed
Gore Vidal wilde eersteklas vliegen
vanuit Milaan
hij had een villa aan de costa Amalfi
er was geen eersteklas in dat vliegtuig
dus alles was eersteklas
toen het festival voorbij was
gingen we naar zijn hotel
om de rekening te betalen
40.000 kronen
een immens bedrag
vooral in die tijd
we dachten dat het om 4.000 ging
hij dronk graag whisky
ik vraag Michael
wat het percentage alcoholisten was
niet zo veel
zegt hij
en bij de meesten ging alles zonder probleem
geen enkele spijt
afgezien van de Tsjechische staat
alles hebben we zonder steun moeten doen
alleen maar nemen
niets geven
ondanks de mythe van het magische Praag
is het een transactionele maatschappij
ik publiceer hier niet meer
filosofische poëzie wordt niet begrepen
alleen in de oude culturen
Griekenland
Egypte
Palestina
Iran
daar begrijpen ze me
als het niet voor mijn gezondheid was
zou ik naar Athene verhuizen
zegt hij terwijl we over de Náródni lopen
dan neem ik afscheid van een dichter
aan het einde van zijn leven
zoals hij het zelf zegt
het oude Europa
op sterven na dood
maar in de woorden van Michael March
er zijn nog zoveel verhalen te vertellen
wij die in woorden leven
tot de stilte haar intrede doet
het nachleben begint al
bij onze geboorte
Half Pint Forever!


Praag, 2 maart 2022

     Andere berichten

Interview Alfred Schaffer

Interview Alfred Schaffer

‘Je kunt een taal niet verantwoordelijk houden voor een regime’ door Gerard Scharn - Dichter Alfred Schaffer (Leidschendam, 1973) woont en...

Interview Arjan Witte

'Poëzie is geen uitlaatklep want de emoties zijn niet de uitstoot maar de brandstof. Dat de boel lekt is een ander verhaal.' door Gerard...