door Wim van Til
Hoe belangrijk is het dorp waarin je opgroeit? Voor mijn poëtische reis natuurlijk vrij bepalend. Er waren twee boekhandels die in januari allebei uitverkoop hielden. In één van de twee, Boekhandel De Graafschap heette die in mijn herinnering, kocht ik op 21 januari 1972 mijn tweede en derde bundel. Beide kostten slechts 75 cent, dus niet echt een aanslag op mijn zakgeld.
Of er een andere overweging was om De boog te kopen van de mij onbekende dichter Herman van den Bergh weet ik niet. Ik vermoed dat ik mij liet leiden door de informatie op de achterflap: ‘Tot de dichters, die in Nederland als de vernieuwers van omstreeks 1920 gelden, behoort, met H. Marsman, J. Slauerhoff en Hendrik de Vries, Herman van den Bergh.’
Wat de bundel van Mischa de Vreede, Binnen en buiten, betreft was dat evident: het eerste gedicht raakte mij en ik was meteen verliefd op de bundel en op de vrouw van de foto op de achterflap. Die deed mij sterk denken aan een klasgenootje voor wie ik eveneens warme gevoelens koesterde.
liefste
liefste
als ik dit zeg
is er een lichaam aan het woord
is er veel water waar dorst was
is er een hemels bloot huis
moedertaal voertaal wordt voeltaal
ik ruik je gezicht
ik zie je genieten
vaderlands zingen je handen mij open
o hoor toch hoor nou toch hier
een wereld wentelt zich zwijgend
een boom groeit waaiend naar boven
stromende stil
staat de tijd als de zee
zijn wij elkaar zeer bewoonbaar
Mischa de Vreede (1936-2020) debuteerde in 1957 in een driemansbundeltje morgen mooi weer maken (waarin ook gedichten werden opgenomen van John van de Rest en Theo Festen) dat in eigen beheer verscheen. Het was poëzie van drie Nijmeegse studenten die elkaar gevonden hadden. Ik moet nog eens uitzoeken hoe dat gegaan is. Met Theo Festen heb ik pas veel later (na 2010) contact gekregen; in 2019 was hij te gast in een aflevering van Ontmoet de dichter …
Mischa de Vreede is altijd een favoriete dichter en schrijver gebleven, ondanks het gegeven dat zij door critici enigszins opzijgezet werd als ‘tweederangs’. Haar vroege gedichten zijn bijna vanzelfsprekend getekend door de Vijftigers, waarschijnlijk ook een reden waarom haar poëzie mij destijds aansprak. Tijdens een literaire middag van uitgeverij Opwenteling in Eindhoven heeft zij die bundel gesigneerd.
–
–
Herman van den Bergh (1897-1967) was een heel andere dichter en zijn bundeltje was ook heel anders dan dat van Mischa de Vreede. Het deed mij meer denken aan de gedichten van Slauerhoff die ik gelezen had in ons (school)literatuurboek. Maar het waren ongetwijfeld de prijs en de achterflaptekst die mij tot deze aankoop hebben verleid. Ik vond vooral dat ene gedicht interessant:
Zwanen
Ze waaien nader als de tijd:
we zien geen werken in hun vleugels,
de stroom is altijd met hun vaart mee
en hunne vaart is zonder vechten.
Ze rusten in ’t onmooglijk leven
dat lucht en water voor hen spreiden;
ze streven niet, gaan tóch vooruit …
hoe zouden zij wel in hun dood zijn?
Hun hoofd is hoog en vol van wil,
maar zonder liefde hunne lijven
en zonder hartstocht hunne harten …
hoe zouden zij wel in de dood zijn?
Alleen in late avond buigen
ze hun wit hoofd naar ’t watervlak
en drinken ’t water uit de maan,
die mijne handen geel-verglaast.
… Zou dat de dorst na lange strijd zijn?
Ik begreep er natuurlijk geen snars van, maar het beeld van die zwanen die, weerspiegeld in het water de dichter aan het denken (en interpreteren) zetten, vond ik wel aardig.
Hoe dan ook, er lagen nu al drie gedichtenbundels op het plankje naast mijn bed. Ze wachtten vol ongeduld op de volgende! Wat zij toen niet wisten, was de verdubbeling die zou plaatsvinden: van mijn verjaardagsgeld kocht ik op 16 februari 1972 Herman Gorters Mei en twee bundels van A. Roland Holst …
–