Mandy Mariska Eggerding (1968) is theatermaker en dichter. Samen met de kunstenaars Peter Day en Rogier Alleblas richtte zij eind jaren negentig theatergroep Vendetta op. Onder deze naam creëerden zij multidisciplinair theater, beeldende kunst, performances en korte kunstfilms.
Inmiddels schrijft zij vooral.
In 2019 won zij de Rob de Vos Dichtprijs met het gedicht – In Alles en een jaar later belandde zij op de shortlist van de Debutanten schrijfwedstrijd. Zij werd genomineerd voor de Oostende Poëzieprijs 2022 met het gedicht – Purgatorio – kreeg een eervolle vermelding bij de Harelbeekse Poëzieprijs 2023 met het gedicht – Dauwkamer en belandde op de longlist van de Amai Award 2024 met het gedicht – Schuilkelder
In juni 2025 verscheen de verzamelbundel ‘Coronasporen’ waarin een aantal korte verhalen en teksten van haar werden opgenomen.
Zij is een graag geziene gast op diverse poëzie podia. Daarnaast zijn haar gedichten te beluisteren in de Vers-app en op het YouTube kanaal van De Grote Dichtprijs en werden o.a. gepubliceerd in Het Liegend Konijn, op DIG, in het Vlaamse literaire tijdschrift Art04, verschillende verzamelbundels en op de literaire platforms het Gezeefde gedicht en Meander.
–
En weer trek ik de hoop als een wit konijn uit jouw hoge hoed. Geen geknoopte
zakdoekjes maar witte oren in mijn hand. Een ware goocheltruc. Het konijn
ruikt wild naar jou en mij maar ligt daar als een offerdier. In de coulissen
hangen onze kinderen verveeld aan de koorden van het toneelgordijn. Ze willen
naar huis.
–
Ik draag mijn glitterjurk en jij bent de goochelaar in chique jacquet. Ik buig
voor dit applaus. Morgen zaag je me opnieuw doormidden en lach ik
mijn gestifte lippen, wiebel de gehakte voeten uit de kist zodat iedereen weet
dat ik nog leef. Het is een meer dan geweldige act. Ik laat het konijn vrij.
–
De groene deur die naar binnen toe open een gang in valt met licht
duwend achter onze voeten en wij lang gestrekt in schaduwen
over de houten planken als een waarschuwing waarlangs de kalkmuren
steunend een huis zuchten van jaren voor latere kinderen met rode wangen
gele laarsjes, houten blokjes, puzzels, hijskranen in hoeken
waar aan het eind een andere deur kraakt naar andere kamers
van een vers gezin op elkaars schouders met toeters en bellenblazend
naar verzamelde vrienden als gasten van uit de hand lopende feestjes
waarbij de kinderen de ouders languit terug naar bed zingen
omdat ze verhalen vertellen, verhalen zingen, die ieder kind wil geloven
net als iedereen wil blijven geloven omdat we niets meer dan dit verhaal zijn
dat zich herhaalt zoals een koor een refrein van samen zolang we samen
hooghoudend het leven een bal vol lange zinnen met komma’s verzinnen
zo naast elkaar blijven staan in veranderende klanken onder dit dak van dit huis
dit dorp dat we bouwden met gedachten zingt iedereen omdat we weten
dat wie niet zingt een punt plaatst waar een eerste steen
de andere wang, we verbaast naast elkaar onderuitgaan
HIER IN DIT
–
Ik heb het weer gered dwars door de kou met handen vol lucht en licht
de ooievaar cirkelend als lentefeest boven bomen bol
witte bloesem als belofte, hier in dit park
–
Maar zeg me, wie kan ik vertellen hoe alles hetzelfde bleef
maar niets hetzelfde is: de vrouw met de uilenogen op het bankje
de fotograferende krullenbol met zijn fiets, het meisje met de koptelefoon
haar oren vol muziek, het stel met de veelheid aan ledematen
in het gras
–
We zijn een aaneenschakeling van tijd en daden, we zijn
een aaneenschakeling van dagen, verzamelde feiten en vragen, we zijn
de beweging van het draaiend blad, we zijn
een verhaal, vallende bloesem op het pad
–
Maar zeg me, wie kan me vertellen hoe de lente opnieuw hetzelfde
en niets hetzelfde, hoe de jaren als een draaiend blad
wij de bloesem op het pad