Voorzichtig schudden
door Ellis van Atten
–
–
Na de eerste bundel Witte Dwergen (2021) van Kenneth Swaenen (1990) is nu zijn tweede bundel Blos verschenen bij Uitgeverij De Zeef. Swaenen is een Vlaamse dichter, met wie we al kennismaakten bij Meander. Blos leest als een persoonlijke reis van de dichter met verwijzingen naar zijn vroege gezinsleven en huidige relaties. De afbeelding op de cover past bij de titel, een gezicht zonder details alsof het wat te verbergen heeft. Verwijst de titel naar het schaamrood op de kaken? Of naar een blos op de wangen door verlegenheid, door inspanning of door opwinding? Er is geen titelgedicht dat het verklaart, wat uitnodigt om verder te lezen.
De dichter heeft de gedichten gegroepeerd in drie delen: ‘Bewegen’, ‘Ademen’ en ‘Voelen’. Het bewegen is direct leesbaar in het eerste gedicht.
–
Samen wiebelen op de trein
terwijl we ons vasthouden
aan op stang gejaagde passagiers
en de valiezen die we meesleuren
–
we zwellen in de weelde
die de remmen produceren
alsof veren onze kleren
zuidwaarts willen dragen
–
die drukverlaging genereert
een schok van geest naar vlees
–
de laatste rechte lijn
drijft ons tot spitsvondigheid
we zetten af tegen stilstand
investeren in beweging
–
pá pá pá
pas de bouré, pas de deux, pas de chat
en pointe, en haut
et en bas
–
volstrekt komen we aan
i due primi ballerini
–
poolshoogte nemen
met armen in een kroon.
Poolshoogte nemen is misschien wel wat Swaenen doet in deze bundel. Hij blikt terug naar zijn kindertijd, naar relaties met grootouders, ouders, geliefden, bijvoorbeeld in het gedicht ‘Knopen’: ‘dat het me naadloos bij grootouders brengt / waar ik als graag geziene gast wordt toegestaan / te graaien in de tinnen doos die toch vooral / op tafel is gezet om een verhaal te retoucheren’ (het werkwoord ‘wordt’, zou zonder ‘t’ geschreven moeten worden). In het deel ‘Ademen’ kun je in enkele gedichten de opluchting van de dichter voelen. Heel letterlijk in het gedicht ‘Over slakken gesproken’: ‘maar hoe fijn dat ik bij jou / geen kroonlijst of geen erker / geen borstwering nodig heb / om volledig te mogen zijn’.
De letterlijkheid in deze strofe is een verademing tussen het vele gebruik van metaforen in de bundel, die soms gezocht lijken en voor de hand liggend zijn. Metaforen die af en toe ook de titel zijn van een gedicht en daardoor weinig te raden over laten, zoals in het gedicht ‘Grammofoon’: ‘maar mij als naald gedragen laten zakken / om je groeven af te tasten’. Echter, de metafoor kan ook raak en verrassend zijn: ‘zoals beton en staal / goed samengaan // delen wij uitzetbaarheid / als longen gepaard.’, uit het gedicht ‘Soeverein’.
Al voelend je weg vinden beschrijft Swaenen letterlijk in het gedicht ‘Bind’: ‘(…) van ribbels en noppen / naar gulzig op de tast / tot weten wanneer te stoppen’. Dit voelen en aftasten is wat ik lees in deze bundel. Swaenen zoekt in zijn verleden, in relaties en in dromen naar wie hij is en welke verlangens hij heeft. Een prachtige regel die dat verwoordt, komt uit het gedicht ‘Ware wind’: ‘dromen hebben zeilen / altijd meer geboden.’
Blos levert geen schaamrood op de kaken en geen opwinding, maar wel een inkijkje in het leven van de dichter en het herkennen van ervaringen, die kunnen uitnodigen tot zelfreflectie en tot zonder schaamte terugkijken. ‘Een blos laat zien hoe ons lijf voor ons spreekt, zelfs als we het al lang weer vergeten zijn’ staat er in de flaptekst. Dit verklaart het terugkijken naar (gezins)ervaringen. Maar Swaenen kijkt ook vooruit, zoals in het laatste gedicht.
–
Misschien is er nood
aan een koeriersdienst
die, wanneer je al wekenlang
het huis niet meer hebt verlaten
zijn diensten aanbiedt
–
het liefdevol vastgrijpen
van beide bovenarmen
en dan voorzichtig schudden
opdat het stof van je schouder –
bladen af zou vallen
–
nadien mogen plaatsnemen
op de bagagedrager
kort even uitwaaien
–
als met een nieuwe binnenplant
jachtig naar huis fietsen.
Swaenen raakt universele thema’s aan zoals verlies, verbondenheid, weemoed, verlangen, maar het blijft wat te beschrijvend en te veel aan de oppervlakte naar mijn zin. Ik ben wel nieuwsgierig naar wat er gebeurt wanneer er meer stof van zijn schouderbladen afgeschud zou worden, en dan niet te voorzichtig. Iets meer de diepte in.
De opbouw van de gedichten – vrije vorm, mooi enjambement, witregels op de juiste plek, lekker ritmisch zonder rijm – én mooie zinnen zijn een belofte voor meer poëzie.
____
Kenneth Swaenen (2025). Blos. Uitgeverij De Zeef, 56 blz. €19,50. ISBN 9789464757743