door Rogier de Jong
De Brusselse schrijver, dichter en criticus Willem M. Roggeman bereikte in de zomer van 2025 de leeftijd van negentig jaar. Roggeman valt te omschrijven als een ‘dichter zonder grenzen’ wiens werk internationaal vaak bekroond is, maar die boven de grote Nederlandse rivieren nog niet bij iedereen op het netvlies staat.
De onderstaande column is een bijdrage die ik mocht leveren aan het huldeboek dat Roggeman op 25 oktober 2025 ter gelegenheid van zijn negentigste verjaardag is aangeboden.
* * *
Wanneer het precies was weet ik niet meer, maar toen ik ‘Gedicht om voor te lezen bij het aanvatten van vredesonderhandelingen’ van Willem M. Roggeman voor het eerst las, was ik aangenaam verrast en ook zeer ontroerd. Op een liefdevol ontregelende manier wordt het principe van de Sturm und Drang gefileerd, de ambities en onbezonnenheid van de jeugdige jaren, zonder die eigenschappen bij naam te noemen of zelfs maar te suggereren. Alleen de titel geeft een zekere richting aan waarin we moeten denken en vooral voelen bij het degusteren van dit gedicht.
Wat is jeugdige bevlogenheid? Wat zijn idealen? Het nog op een gelukkige manier afgescheiden zijn van de realiteit van je sterfelijkheid en van die van anderen? Wellicht. Maar ouder wordend is er onvermijdelijk die reflectie, dat licht, dat besef, die compassie, die je aandacht leidt naar iets schijnbaar triviaals: de zachtheid van je handen bij valavond. Anders gezegd: de mildheid van de oude dag die tot je komt als de vredige spiegeling van het gewone, van het dagelijks leven.
–
Wat je aan illusies
verloor, won je
aan gewoonten.
Kijken naar de weerspiegeling
van de schemerlamp in het raam.
En dan plots
heel duidelijk weten:
bij valavond
voelen je handen zachter aan.
Dit is het ogenblik
waarop je weer durft denken
aan iets heel gewoons.
Aan rozen of zo
Dat dit gedicht mijn hart heeft gestolen, moge duidelijk zijn. Niet alleen door de betekenis en de impliciete oproep aan de Trumps en Poetins van alle tijden om het vers aan elkaar voor te lezen bij vredesbesprekingen, maar vooral ook door de boodschap dat vrede en compassie in het gewone schuilen, in het natuurlijke, het alledaagse. In Nederland zeggen we: ‘Doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg’. Voor velen een vreselijke calvinistische vloek, voor anderen een waarschuwing om niet toe te geven aan de verleidingen van de Romantiek, de stroming die zich kantte tegen de waarden van de Verlichting en een zwarte kant had waarin hedonisme, sadomasochisme en Weltschmerz de toon aangaven. Een duister gezicht waar vele luidruchtige en moorddadige heilsleren hun bestaansrecht mee hebben gelegitimeerd.
Duikend in het oeuvre van Willem M. Roggeman – wat nog niet zo eenvoudig was, want veel van zijn oudere publicaties zoals De droom van een robot zijn niet meer in de boekhandel verkrijgbaar – komt bovengenoemde mildheid, deze ‘openbaring van het gewone’ als Leitmotiv steeds terug.
Ik weet dat je mooi
dood zal gaan.
Met een glimlach op
op je lippen b.v.
Aldus de eerste vier regels van het ‘Liefdesgedicht’ dat in handschrift op de achterflap van De droom van een robot is te vinden. Dit kwatrijn valt, hoewel lieflijk en barmhartig, op geen enkele manier romantisch te noemen. De afkorting ‘b.v.’ aan het einde van regel vier refereert aan de stroming van het nieuwe realisme uit de jaren zestig van de vorige eeuw, waarin afstand werd genomen van de ingewikkeldheid van de poëzie van de Vijftigers en werd voortgeborduurd op het dadaïsme van een halve eeuw eerder. Het feit dat Willem M. Roggeman in jaargang 63 van De Nieuwe Vlaamse Gids Paul Snoek over zijn betrokkenheid bij het tijdschrift Gard Sivik interviewde, kan geen toeval zijn, evenmin als het gegeven dat beiden bevriend waren.
Toch zou het onjuist zijn Roggeman een epigoon van de Zestigers te noemen. Hoewel talige dikdoenerij hem vreemd lijkt en zijn poëtica een zoals dat heet ‘bedrieglijke eenvoud’ vertoont, is er geen sprake van anarchistische mededelingenpoëzie. Naast de schijnbaar amuzikale eenvoud, vinden we in Roggemans werk ook een sterke klemtoon op het visuele, op het plastische, het beeldende. Hubert Lampo constateert in het voorwoord van de bundel Al wie omkijkt is gezien (1988) dat Roggeman in de loop van zijn dichterscarrière steeds meer door de ideële inhoud van zijn poëzie is gegrepen en dat dat gepaard ging met een ‘voortdurend nadrukkelijker en doeltreffender gebruik van het beeld als stijlmiddel (“radioactieve beeldenrijkdom”)’.
In dit konvooi van woorden
schuilt mijn wekroep, de list,
de lus die om je kringen blijft.
Inderdaad is er bij Roggeman een enorme beeldenrijkdom te bespeuren en is er weinig sprake van ‘woordspel’, van aandacht voor metrische vormen, voor muzikaliteit en – afgezien van het allitererende ‘list’ en ‘lus’ in de bovenstaande terzine – voor klank-assonanties. Daaruit spreekt een duidelijke eigenzinnigheid die niet behaagziek en prestigieus is.
Wie door het bovenstaande de indruk krijgt dat Roggemans werk niet gelaagd is en ééndimensionaal, moet zeker verder op verkenning gaan in zijn poëzie. Al bij de titel van zijn bundel Al wie omkijkt is gezien, is het raak. Dit ogenschijnlijk kinderlijke aftelversje, waarin volgens sommigen Roggemans hang naar ‘de zuiverheid van zijn prille jeugd’ doorklinkt, verbergt een volgens Lampo ‘magisch’ betekenisniveau. We stuiten hier op de mythe van de zanger Orpheus, die bij het verlaten van de onderwereld het verbod overtrad om te kijken, waardoor hij zijn geliefde Eurydice voorgoed verloor.
De Griekse mythologie is als inspiratiebron en referentiekader trouwens nooit ver weg:
De dichter met het Oedipuscomplex
zet nu voet aan lager wal
en staat tot zijn verrassing
oog in oog
met zijn spiegelbeeld.
Kijk, het zonlicht
heeft de morgen uitgehold.
Het Vrijheidsbeeld
huilt in de mist.
Venus, naakt onder
Een plastic regenmantel.
Hier hebben we het weer: de spiegeling van het gewone, van de waarheid, de realiteit, of hoe je ook wenst te noemen. En de openbaring daarvan.
Is er in de literaire wereld plaats voor eigenzinnige dichters? Dienen poëten zich tot een stroming of genre te bekeren om te worden omarmd en gecanoniseerd? Hubert Lampo constateert ‘dat natuurlijke begaafdheid door modefenomenen in de verdrukking wordt gebracht’. Bedoelt hij daarmee dat het talent van Roggeman is miskend? Zeker niet. Het heeft Roggeman nooit aan erkenning ontbroken, aldus Lampo. Wat volgt, is een lange staat van dienst, een respectabele reeks titels én het merkwaardige fenomeen dat Roggemans werk in het buitenland veelvuldig is uitgebracht en gelauwerd. Zo lees ik dat er dichtbundels in vertaling verschenen in Bulgarije, Canada, Duitsland, Engeland, Frankrijk, Ierland, Italië, Macedonië, Polen, Rusland en Servië. Gedichten van hem werden in Argentinië, Estland, Litouwen, Spanje, de Verenigde Staten en Zuid-Afrika opgenomen in literaire tijdschriften en bloemlezingen.
Maar ook in het eigen taalgebied was en is Roggeman heel actief. Niet alleen als dichter en productieve romanschrijver, maar eveneens als publicist van artikelen over beeldende kunst en kunstenaars in onder meer Kunstbeeld (Amsterdam) en Kunst en Cultuur van het Paleis voor Schone Kunsten (Brussel). Kunstschilders hebben zijn verzen in beeld gebracht en componisten schreven muziek bij zijn gedichten. Poëzie verscheen zowel in het Nederlands als in andere talen op posters, grammofoonplaten en cd’s. En last but not least was Roggeman als redacteur betrokken bij diverse literaire tijdschriften als Diagram, Kentering, De Vlaamse Gids, Argus, Atlantis en Boelvaar Poef. Verder struinend zien we een respectabele reeks literaire onderscheidingen, waaronder de Louis Paul Boonprijs, een poëzieoeuvre van tientallen titels en talrijke essays over proza en beeldende kunst. Dat is nogal wat, zoveel, dat het vreemd is dat Roggeman in de Lage Landen niet veel beroemder is dan over de diverse grenzen.
De grote waarde van Willem M. Roggeman is dat hij de literaire canon heeft verrijkt – buiten zijn enorme proza- en essaywerk – met een oeuvre aan eigenzinnige gedichten dat wordt gekarakteriseerd door weergaloze beeldenrijkdom en visualiteit, speelse formuleringen, vaak een opwekkende ‘boodschap’ en soms een magische diepgang die alle tezamen zijn poëzie zeer oorspronkelijk maken.
Het woord is nu aan het woord.
De dichter zwijgt in zijn boeken
en het woord schrijft zichzelf.
Wij zijn allen doofstomme tijdgenoten.
Wij plegen roofbouw in de taal
zonder ooit te achterhalen
de betekenis van een gebaar.
De stilte is met ons vergroeid
en angst is
de eindeloze val tijdens de droom.
Zo aarzelt alles te ontstaan.
Zo ontgroeit ons alles.
Het woord, nauwelijks nog
een teken van leven.
Bronnen:
- Andreas van Rompaey e.a.: Willem M. Roggeman, een dichter zonder grenzen, Uitgeverij Liverse, 2025
- Willem M. Roggeman: De droom van een robot, Uitgeverij Heideland-Orbis N.V.,1976
- Willem M. Roggeman: Al wie omkijkt is gezien, Uitgeverij Manteau, 1988
- De Nieuwe Vlaamse Gids, jaargang 63
- Wikipedia
Fotografie:
- © Rikkes Voss (bron: Letterenhuis)