‘Laat je buitmaken’
door Francis Cromphout
–

–
‘Bij poëzie gaat het om een betekenis die niet helemaal te doorgronden is’ stelt de Vlaamse dichter-filosoof Antoon Van den Braembusche. Dit kan zeker gezegd worden over de poëzie van Gustaaf Peek. Zij bevat eigenzinnig geordende vrije verzen waar ieder leesteken uitgebannen is en die inhouden bevatten die de lezer tot uiterste concentratie nopen waarbij de dichter  het volgende vraagt; ‘laat je buitmaken’.
De bundel Orang/oetan is als bundel een poëziedebuut, maar zowel als dichter en vooral ook als prozaschrijver is Gustaaf Peek geen debutant te noemen. Peek (geboren te Haarlem in 1975) debuteerde in 2006 met de roman Armin die het verhaal vertelt van een SS’er die als verloskundige werkte voor de organisatie ‘Lebensborn’. Dover uit 2008 gaat over één van de Chinese vluchtelingen die als illegalen in Dover aankwamen, verstikt in een tomatencontainer. Ook zijn volgende roman, Ik was Amerika (2010), gaat over een personage dat in het raderwerk van de geschiedenis terecht kwam. In dit geval een Nederlander die in Noord-Afrika vocht voor de nazi’s en door de geallieerden krijgsgevangen werd gemaakt en naar de VS overgebracht. Deze laatste roman werd bekroond door de BNG Nieuwe Litertuurprijs en de Ferdinand Bordewijkprijs. Godin, held (2014) die het over een onverwoestbare liefde heeft werd genomineerd voor de Libris Literatuurprijs. In 2015 wint zijn scenario voor de film Gluckauf een Gouden Kalf en Zilveren Kruistaart en de Best Screenplay Award op het Brussels Film festival. In 2017 verschijnt zijn pamflet Verzet. Pleidooi voor Communisme en in 2021 A.D, een historische roman over één van de eerste schepen van de Oost-vaart op het einde van de zestiende eeuw.
In ‘Voortaan’, het aanvangsgedicht van zijn bundel, richt Peek zich tot de ‘oplettende kijker’: ‘Kijk naar de maan / (…) Kijk naar de sterren / (…) Kijk naar de horizon (…) Kijk naar de zon / (…) Kijk naar de zee / (…)’ en nodigt hem als ‘droommens’ uit tot een liefdevolle omarming: ‘Lieve droommens kruis met mij je armen’. Volgt dan ondermeer het reeds vermelde ‘Aanbod’ om zich te laten ‘buitmaken’. In ‘Zwemmen’ wordt een bezorgde moeder opgeroepen:
Altijd een stuk of drie omdat
Ze niet kunnen zwemmen
Ze sprak niet als één van de kinderen
Fijn het strand de vrije dag
Maar als een ouder aan het ontbijt
–
(…)
Bijzondere vormen van beeldspraak duiken op zoals ‘De hemel douaneblauw / Daarom mocht niets voordringen’ of ‘Omdat elke kamer zich vroeg / Of laat toch gaat schamen’. Doordenkertjes voor de lezer die met een vorm van antropomorfe natuur- en ding beleving wordt geconfronteerd.
Met de cyclus ‘De ballade van Saartje Specx’ duiken wij in de zeventiende eeuw met het tragische verhaal van Saartje Specx dat ook al de aandacht opriep van Vader Cats en recenter Jan Jacob Slauerhoff. Saartje was de dochter van een opperkoopman van de Verenigde Oostindische Compagnie en een Japanse concubine. Zij werd als twaalfjarige betrapt op het houden van intieme betrekkingen met een zestienjarige vaandrig. De meedogenloze goeverneur-generaal Jan Pieterszoon Coen laat haar vriend onthoofden en zij wordt gegeseld. Om zogenaamd haar eer te redden wordt zij uitgehuwelijkt aan een zendeling van Duitse origine met wie ze naar het Nederlandse Formosa trekt waar zij, amper negentien, overlijdt. Peek zal deze tragedie in sobere, flegmatische bewoordingen oproepen: ‘Er bestaat een afbeelding / Van je gemengde trekken / (…) je draagt je enige / Bekende jurk passend / Voor een bal of een rechtbank.’. Het schandaal noemt hij een ‘mythe’, de straffende goeverneur-generaal ‘enige koning’:
Wicht van Oost en West ontmoet
Een jonge stoute vaandrig
Waarna een nacht van lijf en
Geheim volgt een schandaal
Meer mogen fort en factorij
Niet verzinnen
–
Jan Pieterz. enige koning
Over de vermenging van mens
En dier de gangen van eigendom
Aarzelt niet
De stok voor het wicht de vaandrig
Zal zijn hoofd verliezen
–
(…)
De conclusie volgt koudweg: ‘Gedane aanrakingen nemen / Geen keer’. De verdere levensloop van Saartje wordt met de zelfde soberheid geduid: ‘Een uitweg verscheen een gekke / Predikant uit de Palts / (…) die van het ene / Kwam en het andere opstreek’. En haar dood: ‘Om wat rekenwerk / Ben je negentien geworden’ en het besluit: ‘Het is maar een korte / Val naar de andere kant’.
Elders in de bundel vinden we suggestieve beelden zoals ‘Over het voorbijgaan / Je ogen vanwege de jaarringen’. En ook een ontroerend ‘aanmodderend’ moedergedicht: ‘Moeder aarde modder aarde / Om zo diep te zijn geboren / de tint van grot van graf’. Verder nog grappige bedenkingen zoals in het ‘Spookhuis’ waar een volwassen koppel onverwachte angsten beleeft: ‘We hadden duidelijk / onze leeftijden / verkeerd ingeschat’.
‘Land onder’ roept zijn land ter verantwoording zowel voor het verleden als voor het nu: ‘Nederland ik vraag je / voor hoeveel kerstpaketten kan de slavernij ongedaan worden gemaakt’ en ‘Nederland wanneer krijg je eindelijk genoeg van Geert Wilders’.
De bundel eindigt met het titelgedicht waar (mens)aap en natuur bevraagd worden: ‘De oude vraag beklom je de boom / Of heeft de boom je naar boven gehesen’ en: ‘Wat wekte de slapende boom die dodelijk van je droomde / Je voelt de bosvloer / Je hebt je antwoord’.
Treffend in zijn soberheid.
____
Gustaaf Peek (2025). Orang/oetan. Querido, 85 blz. € 19.99. ISBN9789025319427



