LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

'Mijn poëzie wil kunst zijn'

23 jan, 2010

Inge Boulonois (1945) volgde een opleiding aan de kunstacademie en een studie kunstpsychologie. Een jaar of tien geleden maakte ze de overstap van de beeldende kunst naar de poëzie. Met haar gedichten won ze diverse prijzen, waaronder de Concept Poëzieprijs 2006 en de Nieuwegeinse Poëzieprijs 2009.

Foto: J. van Harten

 

Wat bracht je er toe om dichteres te worden?
Die overstap was noodzaak. Rond 2000 kreeg ik een vervelende oogziekte waardoor schilderen onmogelijk werd. Om toch scheppend bezig te kunnen blijven, koos ik voor de dichtkunst, hoewel ik daar toen weinig van af wist. Taal vond ik altijd al een fascinerend fenomeen. Inmiddels is dichten een dagvullende bezigheid. En schilderen gaat ook weer, al dat doe ik dat slechts incidenteel.

Wat is je drijfveer om scheppend bezig te zijn?
Die drang is er gewoon, is er van jongs af aan geweest. Je kunt het, zoals Kandinsky en Rilke zeiden, een ‘innerlijke noodzaak’ noemen. Het voelt als het meest eigene aan mijzelf. Voor het grootste deel staat het ook los van wat de media over ons heen spoelen: informatie die doorgaans slechts bestaat uit stormen in een glas water. Ik trek mij dan ook heel graag in stilte terug. Ook dat voelt als conditio sine qua non voor mijn welzijn. Vanuit de romantische optiek zou je het een milde vorm van weltschmerz, sehnsucht of spleen kunnen noemen, een gevoel iets essentieels te missen zonder dat te preciseren is wat dat gemis uitmaakt. Vanuit het geloof zou je dat weer kunnen koppelen aan het verlangen naar een betere wereld of naar een vrede die alles te boven gaat. Als antwoord kan ook dienen het citaat waarvan ik de bedenker niet meer weet: in de kunst is doen wat je doen moet voldoende.

Van welke kunststroming hou je het meest en doe je daar iets mee met de poëzie?
De meeste kunststromingen zijn interessant, alleen al door hun ontstaan in de cultureel-historische context. Al die schilderconventies en stijlen die in de loop van de tijd zijn gegroeid! In een paar decennia heb ik trouwens zelf in het klein de ontwikkelingsgang van realisme, via het nieuw expressionisme, naar totale abstractie gemaakt. Uiteindelijk ben ik weer teruggekomen bij het realisme. Die twee tegenpolen – enerzijds abstracties als van Mondriaan, Rothko en Bridget Riley, anderzijds realisten als Jan Beutener en Joke Frima – trekken mij het meeste aan.

Hoe zou je je poëzie omschrijven?
De laatste jaren heb ik me toegelegd op het schrijven van ekfrastische poëzie, gedichten die geïnspireerd zijn door schilderijen of beelden. Dat voelt voor mij natuurlijk heel vertrouwd. In gedichten beperk ik mij niet tot abstracten en realisten, alhoewel het daar vaak wel op neer komt. De meeste kunst is vanzelfsprekend realistisch van vormgeving. Woorden weeg ik even zorgvuldig als coloriet indertijd. Mijn poëzie wil ‘kunst’ zijn: heldere en zo verdicht mogelijke taal. Dus geen langdradigheid, geen proëzie of postmoderne gedachtesprongen. In mijn dichtwerk speelt – visuele – waarneming een belangrijke rol. En ook de beperkingen daarvan. Want hoe ingenieus onze ogen ook zijn, we zien slechts een deel van wat ons omringt. Ons oog is selectief. Waarnemen is interpreteren. Daarom zien we tegelijkertijd ook meer dan ons oog vangt. Ons brein vult aan.

Is je gedicht ‘Tournee’ een ode aan het leven?
Zo heb ik er zelf nooit naar gekeken. Je zou het zeker als een ode aan het leven, aan het leven met een hoofdletter, kunnen opvatten.

In je werk zijn veel christelijke motieven te vinden. Doe je dat bewust, om een gevoel of iets anders uit te dragen?
Rond de millenniumwisseling ben ik in een katholiek kerkje heel diep aangeraakt. Dat zie ik als een onschatbaar geschenk. Daarna ben ik in hetzelfde kerkje gedoopt. Behoefte om geloof bewust uit te dragen heb ik niet. Het heeft mijzelf altijd enorm tegengestaan als iemand mij zijn geloof begon uit te venten. Als er iets is waarvan ik hoop dat het door mijn gedichten sijpelt, dan is het mijn bewondering voor hoe alles wat ons omringt er is. Hoe ingenieus de aarde, hoe ontzagwekkend het heelal, hoe verbazingwekkend een gewone huisvlieg. Dat zijn richtingaanwijzers naar wat ons te boven gaat, voor mij verwijzend naar God.

Aan welk project werk je nu en wat zijn je plannen?
Eind augustus mocht ik de Vlaamse Poëzieprijs Merendree ontvangen voor een ongepubliceerde bundel met gedichten over kunstwerken. Binnenkort denk ik genoeg van zulke gedichten te hebben voor een bundel. Ik ga dus een uitgever benaderen.

Zie ook www.ingeboulonois.nl

 

     Andere berichten

Interview Kris Lauwereys

Interview Kris Lauwereys

‘Het is mijn eigen daad van verzet geworden, tastbaar in boekvorm.’ door Jeanine Hoedemakers   Kris Lauwereys (1979) is al heel zijn...

Interview Bart Adjudant

‘Veel poëzie waar ik van houd is gemaakt om gezongen te worden’ door Inge Boulonois   Dichter en musicus Bart Adjudant (Den Haag,...

Interview Bernard Wesseling

Interview Bernard Wesseling

‘Er is een direct verband tussen taalverloedering en gevoelsarmoede.’  door Cora de Vos   Schrijver en dichter Bernard Wesseling...