Alleen gras
Hij wist niet waar hij begon. In zijn hand hield hij onveranderlijk
een landkaart waarvan de blauwe lijnen hem verwarden. De avond
viel vroeg, de dagen werden zieke hompen koude tijd. Hij nam
haar naar een film over verre vrouwen en hoe ze overleefden.
Geen grenzen, ook niet aan de randen; hij vergat haar te
herkennen toen het afscheid kwam. Een vluchtige knik
en het begin van een levenslang gemis. Wat daarna kwam
is droevig en staat reeds in de boeken. In de tuin is er alleen
gras. Binnen vorsen mensen het verval en vermaken zich met
scherven. Toch nog kinderstemmen. De kat bleef,
de rust van nu diep in haar pels verzonken.