Het kleine wordt groot
door Harry Vaandrager
Van de Haarlemse stadsdichter Sylvia Hubers is inmiddels een vierde bundel verkrijgbaar. Ik durf te wedden dat ook deze, God gaf ons apparaten, goed ontvangen zal worden. En met recht.
Doorgaans is een dichtbundel opgebouwd uit verschillende afdelingen. Deze bestaat uit 64 losse gedichten, waarvan 37 prozagedichten, die niet uitgelijnd als tekstblok gezet zijn. Dat is passend, want losheid is de grote kracht van Hubers.
Dingen die niet vanzelf goed gingen
Er waren dingen die niet vanzelf goed gingen. Porren, er
moest gepord worden. Gesjouwd. Besproken. Geregeld.
Het nerveuze systeem ging ervan in een driedimensionale
versnelling. De geest ging in de kelder zitten rillen. Er
werden dingen gesjouwd, besproken, geregeld. Er begon-
nen dingen te gebeuren. Dingen die niet vanzelf goed
gingen. Deze moesten opnieuw worden bekeken. Er
moest opnieuw met de dingen worden gesjouwd. Er werd
weer besproken en geregeld. En nog eens. Het nerveuze
systeem schakelde over naar een vierde dimensie. Die nog
niet door het universum was ontketend. Dus dat moest
ook weer worden geregeld. Bij elkaar gesjouwd. Bespro-
ken. Gepord. Papieren ondertekend.
Veel gedichten lijken uit de losse pols een gedachte of observatie aan een toevallige passant te vertellen. Of aan haar man, maar die is dan ook toevallig aanwezig. Het wordt niet met irritant aplomb verteld. Nee, want Sylvia Hubers weet het natuurlijk zelf ook niet, getuige de volgende regels:
altijd de juiste aanwijzing zal spreken als men mij vraagt
waar ik naartoe moet.
Desondanks zijn deze gedichten onmiddellijk verstaanbaar. Want ondanks dat Hubers het ook niet allemaal zo goed weet, is ze geen dichter die tastend in het ongewisse weifelt en twijfelt. Nee, ze is zeer direct. Op een licht absurdistische en ironische wijze. De stijlfiguur ironie domineert vanaf de titel de hele bundel.
Waar gaat deze bundel over? Is er een overkoepelend thema te ontwaren? Denkelijk de kleinheid van het bestaan. Zelf dicht ze: “We moeten iets kleins doen”, om dit gelijkgetitelde gedicht te eindigen met “Kijk zo simpel zit nu eenmaal een groot wonder in elkaar”.
Dit gedicht lijkt me overigens niet zo geslaagd, om reden dat het slechts uit een idee bestaat. Pregnanter zegt ze het in het gedicht ‘Klein en gelukkig’. Het is te lang om hier te citeren, maar verdient zeker lezing. Als opwarmer de laatste regels:
groeien, steeds maar groeien, boven de huizen, boven
iedereen, maar ik vind het lekker om bijna te verdwijnen,
bijna.
De genoemde kleinheid van het bestaan komt veelal tot uiting in formuleringen over onze emoties. Niet de grote als haat en liefde, maar de kleine, huiselijke. Een botsing van tegenstrijdige emoties leidt dan ook niet tot ontsporingen in de kleine hersentjes van de lezer. Sylvia Hubers is zo charmant om kille emoties warm te beschrijven. Wat ze daarmee bereikt is dat we als lezer met andere ogen koekeloeren naar zaken die we ten onrechte meende te kennen. Haar pen maakt het kleine groot. Precies zoals dat hoort.
***
Sylvia Hubers (Sassenheim, 1965) publiceerde eerder de bundels Men zegt liefde (2003),Terug naar de apotheker (2005) en Vandaar dit huwelijksleven (2009). In 2002 won Hubers de Dunyapoezieprijs. Zij is momenteel stadsdichter van Haarlem.