Lennert Ras is Neerlandicus, tekstschrijver, dichter, performer en recensent.
Alja Spaan stelde hem een paar vragen.
Hoe ben je bij Meander terecht gekomen? En wat doe je bij Meander?
Ik ben door Wilma van den Akker getipt en naar voren gebracht. Op het moment schrijf ik vooral korte recensies, een keer per maand. In het verleden heb ik ook dichters geïnterviewd. Af en toe schrijf ik een langere recensie.
Wat vind je leuk aan deze klus?
Leuk en fijn om bundels thuisgestuurd te krijgen en te lezen en mooi om te proberen daar iets zinnigs over te zeggen.
Een deadline helpt mij altijd goed.
Hoe belangrijk is poëzie voor je? Herinner je je het eerste gedicht dat je las?
Ik herinner me mijn eerste gedicht niet. Dat zal wel een kinderversje geweest zijn. ‘Max en de maximonsters.’
Ik ben al jaren poëzie aan het schrijven en voordragen. Deze zomer heb ik nog geschreven in mijn schrijfgroep op het Diepwatercollectief (kunstenaarscollectief).
Als kind werkte ik al aan een soort sprookje in een schriftje en ik heb in mijn pubertijd ook nog flink op een typemachine getikkeld. Ook gedichten. Daarna kwam WP en daarna Word. Maar ik schrijf mijn gedichten meestal eerst met de hand.
Ik schreef al als student gedichten in ons studentenblad van de faculteit Nederlands aan de V.U. De Wakkere. En droeg voor tussen de schuifdeuren.
Drie eigen gedichten
–
Spiegeling, oervruchtwater, onheilsgodin
Ademhaling van maankrachten, levensvocht
Aan jouw warme borst was ons aller begin
We zijn aan je golvende ruizen verknocht
–
Zoeken rust, troost, vertier in je lendenen
Vrezen je woede, bevechten land op jou
Je vraatzucht, onbegrensd, verpoedert stenen
Soms duikt de aarde uit je op, Krakatau
–
Moeder, vuilnisvat, open riool, koelkast
Die wij schrans gulzig leeg vreten, uitputten
Terwijl jij liefdevol onze voeten wast
–
Duinen ondermijnt, sleuven in het strand krast
Man, die jouw uitwerpselen loopt te jutten
Snapt je nukken, is met jouw weemoed belast
–
Was ik maar de spreekwoordelijke mier
Eerder ben ik een gulzige beer
Met zijn kop in de bijenkorf
–
Was ik maar, als jij, een ram, dwars
Die juiste tikken weet te geven
Maar mijn gedachtes gaan luiaardtraag
Als een aap mij kwetst
–
Was ik maar die aap, botte grappenmaker
Eerder ben ik een behoedzame herdershond
Empathische dolfijn, lomp zwijntje
Sint-Bernard in een toonkast vol suikerbeestjes
–
Een krijsende tijger, die niet bijt
Geen schorpioenenprik, stekend serpent
–
Ik vlooi je als een baviaan
Kleine liefdes-teek
–
Voor enkel jou wil ik
muilezel, zeepaard, mens
harige gorilla zijn
–
dat muisje in je handpalm
twee duiven nooit alleen
–
Op de rand boven de mist luistert ziener
naar het gegorgel uit de aarde, beraadt
zich op zijn profetie. Hij is bediener
van onderbuikgevoelens, voeder van haat
–
Hij zou beter moeten weten, verzachten
keren, temperen, bezweren, verstoren
wat de mensen van de goden verwachten
maar hij voorspelt wat de volksstam wil horen
–
Zo komt een natie aan de afgrond, raken
gewone mensen radeloos, dreigende
opstanden, rellen, gaan arbeiders staken
–
Soms moet je simpel meepraten verzaken
Je eigen weg gaan. In je nek hijgende
stemmen negeren en gemeengoed laken