LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

“volgens mij is dé taak van lightversedichters de relativering”

19 dec, 2019

Christiaan Abbing (Utrecht, 1984) woont in Veenendaal, waar hij als onderwijzer aan een basisschool werkte. Nu is hij schoolleider bij GBS de Horizon te Hoogland (Amersfoort).
De afgelopen twee jaar was hij stadsdichter van Veenendaal. Hij schrijft gebonden verzen met veelal een geestig-fijnzinnige clou. Zijn dichtwerk is niet alleen op zijn site te lezen maar ook op dé site voor lichte en gebonden gedichten www.hetvrijevers.nl .
In 2018 werd hij derde bij het Nederlands Kampioenschap Light Verse Dichten te Emmen en in oktober dit jaar werd hij daar kampioen. Hij zond o.a. het ontroerende Lesje breuken in:

Ik zie het aan zijn ingezakte schouders
Dit weekend was hij weer eens bij z’n pa
Na school vanmiddag gaat hij naar zijn ma
Zo is het leven met gescheiden ouders

Ze zijn alweer een tijdje uit elkaar
Maar al die ruzies, dat voortdurend vitten
Dat gaat toch in zo’n jongenskoppie zitten
Nou heeft ‘ie weer zijn rekenwerk niet klaar

En ik maar roepen: doe nou even mee
Dat vereenvoudigen is zó te leren
Hij kijkt met lege ogen naar het bord

Ik tref zijn blik, we weten alle twee
Dat zulke breuken blijven repeteren
En dat twee halven nooit een hele wordt

Inge Boulonois sprak met hem.
Nog van harte gefeliciteerd, Christiaan! Verschillende lightversedichters dachten al dat je hoge ogen zou gooien dit jaar. Had jij zelf de eigen kansen hoog ingeschat?
Dank je wel! Ik vond het moeilijk mijn eigen kansen in te schatten, de meeste andere deelnemers kende ik nog niet; een aantal ook wel, en dat waren allemaal finalisten om rekening mee te houden. Natuurlijk ken ik mijn eigen kunnen wel, dus ik wist dat ik ook weer niet helemáál kansloos was. Tegen mensen die ernaar vroegen heb ik steeds volgehouden dat mijn kansen precies één achtste waren.

Wat opvalt in ‘Lesje breuken’ is de schaarse interpunctie. Slechts twee komma’s en één dubbele punt.  Je legt je er speciaal op toe om in navolging van Drs. P zo weinig mogelijk leestekens te gebruiken?
In een vers gebruik ik leestekens uitsluitend op de plekken waar ik dat nodig vind – daarbuiten trouwens ook. Ik schrijf meestal zo dat versregels op zichzelf kunnen staan, en dus niet zo vaak leestekens nodig hebben. Eerlijk gezegd ben ik me er niet zo heel erg van bewust.

Taalvirtuoos Drs. P is je grote voorbeeld, las ik op je blogspot. Ben je al lang bewonderaar van hem?
Uit mijn jeugd kende ik een aantal van zijn bekendere werken. Vooral Dodenrit maakte destijds grote indruk op me. Ik leerde meer van zijn werk kennen toen ik in aanraking kwam met light verse. De grootste inspiratie vond ik in Versvormen, waaruit Project P voortvloeide, het blog dat je al even noemde.

Project P kwam trouwens voort uit een soort ontwikkel- en bewijsdrang: ik wilde – met name aan mezelf – laten zien dat ik dit óók kon. Ik ben toen begonnen en zou wel zien waar het schip strandde… toen dat na 60 verzen nog niet het geval was, ben ik verder gegaan met de lijst die Frans Woortmeijer samenstelde. Strikt beschouwd is Project P nog steeds niet af, maar het is al wel een tijd geleden dat het me lukte een volgende versvorm en een actualiteit met elkaar te vervlechten. Ik hik al anderhalf jaar tegen een helix aan, dus of het ooit nog vervolgd wordt… De tijd zal het leren.

Je stadsgedichten zijn gebundeld in Veense sonnetten en andere gedichten, een geïllustreerde uitgave van de Stichting KunstPlatform Veenendaal. De bundel bevat vierentwintig gedichten waaronder een aantal ‘Veense sonnetten’, een door jou bedachte nieuwe sonnetvorm, geïnspireerd op de vlag van Veenendaal (schema: abab cd ee dc baba).

Bruggenbouwers

Vooruitgang ging hier vliegensvlug:
Wie Veenendaal komt binnenrijden
Ziet van haar oorsprong niks terug
Eerst was er veen, toen groene weiden

Twee delen telde Veenendaal
In Gelre één, en één in ’t Sticht

Je had toen dus twee soorten mens
De Grift bepaalde steeds de grens

Veel later werd die kloof gedicht
Nu zijn we één, is de moraal

Nog zijn er dingen die ons scheiden
In links of rechts, in slap of stug
Zo’n thema hoef je niet te mijden
Dus zoek verbinding: bouw een brug!

Op 15 november wordt een ander gedicht van mij onthuld op een plein in Veenendaal; ook een vers over water trouwens. Niet per se iets wat mijn verzen typeert hoor, maar Veenendaal is onlosmakelijk verbonden met het water in de Grift.

Volgens mij is Veenendaal een plaats die tot lightverses stimuleert: de wieg van Kees Stip stond er. Waarin onderscheidt het Veense sonnet zich van andere sonnetvormen?
Je kunt je afvragen of het Veens sonnet zich écht onderscheidt in de eindeloze permutaties die er met sonnetvarianten te maken zijn. Wat in elk geval kenmerkend is, is dat het sonnet in twee delen uiteenvalt rond het middelste distichon; bij voorkeur een tegenstelling, maar het kan ook zijn dat in het tweede deel iets opgehelderd wordt dat voor het middelste deel nog een vraag was, of iets dergelijks.

Een afgezaagde, niet te ontlopen vraag: op welke leeftijd schreef jij je eerste gedicht? Rijmde dat al? Wat is nu je meest favoriete versvorm?
Op dit moment zijn sonnetten mijn favoriete vorm; die bieden me genoeg ruimte om een beeld op te bouwen, er een beetje in rond te lopen en dan tot de volta te komen. Ik gebruik verschillende varianten, met een lichte voorkeur voor exemplaren waarbij het rijmschema niet al te veel in het oog springt, een beetje willekeurig lijkt, zoals bij het Keatssonnet of terza rima.

Ik zou niet weten wanneer ik mijn eerste vers schreef, wel dat ik in mijn beginperiode veel feedback kreeg op metriek. Daar goochel ik nog wel eens mee, maar als je een tijdje light verse schrijft, begin je vanzelf in vijfvoetige jamben te denken.

Zou je kunnen omschrijven waar een geslaagd light verse volgens jou aan moet voldoen? Met andere woorden: heb je nuttige tips voor lightversedichters?
Begin met het doel voor ogen – één van de zeven principes van Steven Covey. Maar het geldt ook voor light verse: wat wil je vertellen, waar wil je uitkomen? Begin met de clou, de volta, de knipoog waarmee je je vers wilt eindigen.

Ik vind een vers geslaagd als het sterk afsluit; het helpt ook als je in je vers mooie beelden kunt oproepen, zoals bijvoorbeeld Otto van Gelder goed kan; ik geniet ook van de taalvirtuositeit van andere dichters, die een lenigheid van geest verraden.

Een ander mooi principe van Covey: hou de zaag scherp. Voor een lightversedichter zou dat kunnen betekenen: probeer diverse vormen uit, speel met taal, kijk wat bij je past en durf fouten te maken.

Heeft een lightversedichter een maatschappelijke taak?
Zeker – volgens mij is dé taak van lightversedichters de relativering; er is zo veel polarisatie, zoveel zwart-wit. Een lightversedichter kan daar wat grijstinten in aanbrengen, met taal en humor als middel tegen het absolutisme. Light verse kan moeilijke dingen soms draaglijk maken, en harde zekerheden aan het wankelen brengen. Tegelijk mag het soms ook een beetje schuren, een beetje schrijnen.

Als kersverse lightversekampioen ga je op de Driekdag, 24 mei 2020, het podium in Groningen betreden. Heb je nog meer toekomstplannen en -wensen, Christiaan?
Ik schrijf op het moment mee aan de derde sonnettenkransenkrans van Bas Jongenelen, over bureaucratie, middenmanagement en regelgeving. Ik doe mijn best om zoveel mogelijk zijsporen te bewandelen binnen dat thema. Bij voorkeur in elke keer een ander schema. Een mooi taalspel: je krijgt de begin- en eindregel aangereikt en in de twaalf tussenliggende regels kun je alle kanten op.

Verder heb ik geen heel concrete ambities; ik zie wel hoe het loopt. Light verse heeft een vrij specifiek publiek, en je moet maar net uitgenodigd worden. Ik schrijf ook te weinig voor een avondvullend programma. Daarnaast ben ik net begonnen aan een nieuwe baan en studie en die zaken vragen – naast mijn gezin – veel van mijn aandacht. Toch kan op de gekste momenten de inspiratie komen. Zoals onderstaand versje, dat onderweg naar de trein ontstond:

Koud hè

Er lopen tranen langs mijn wangen
Die aan mijn kin nog even hangen
‘t Is niet doordat ik denk aan jou
En aan hoeveel ik van je hou
Of door een onbestemd verlangen
Het is gewoon de ochtendkou

We sluiten het interview af met nog twee gedichten.

 

Na de reanimatiecursus

Slechts zes minuten, schreef hij netjes mee
Om te beginnen met reanimeren
De kinlift, dan de adem controleren
Eerst 112 en dan een AED

Geef borstcompressies, adem, 30:2
Hij nam zich voor te blijven repeteren
Slechts zes minuten

Want bijna thuis voelt hij zich plots wat wee
Dan felle pijn, daar ligt hij te kreperen
Geen mens zal hier zo laat passeren
Dit lijden duurt niet lang, weet hij, ach nee
Slechts zes minuten

 

Jakobsladder (BWV 565)
(Bachsonnet)

Het smalle trapje op en dan verdwijnen
Het windwerk aan en de registers open

Nu wordt de zaal met klanken overspoeld

Dit is precies hoe Bach het heeft bedoeld
Wie luistert, ziet de engelen verschijnen
En langs de ladder naar beneden lopen

Waarom wij Bachs toccata eren moeten:
Als engelen van Onze Lieve Heer
Zo dansen vingers op het manuaal
Omhoog, omlaag, omhoog en nog een keer
Maar (dit maakt Bachs muziek zo geniaal)
Daar tussen het lichtvoetig op-en-neer:
Klinkt in het diep gebrom van het pedaal
Een oude engel met vermoeide voeten

 

     Andere berichten

Interview Bart Adjudant

‘Veel poëzie waar ik van houd is gemaakt om gezongen te worden’ door Inge Boulonois   Dichter en musicus Bart Adjudant (Den Haag,...

Interview Bernard Wesseling

Interview Bernard Wesseling

‘Er is een direct verband tussen taalverloedering en gevoelsarmoede.’  door Cora de Vos   Schrijver en dichter Bernard Wesseling...

Interview Jan J. Pieterse

Interview Jan J. Pieterse

'van puntdicht naar bühne' door Inge Boulonois   Jan J. Pieterse (geboren in Goes) heeft een passie voor het theater. Hij presenteert...