POËTICA (III)
zoals alle geruchten
moet je ze betwijfelen, afwachten
tot het beweerde wordt bevestigd
in wat het zegt
het zijn echo’s aan de verkeerde kant
van het spreekwoord
en je moet maar één ding doen:
houd het in gedachten
tot het bezweerde zich vestigt
in het echt
PARK
dan is de middag herdacht in een handvorm
eerst de geur van veel mensen in het gras, en hoe
ongeveer de zon scheen, afgeleid van takken
de stakker die iedereen bekeek, want hij was vreemd
bewegingen van spellen die niemand echt speelt
behalve nu even, omdat het weer
sommige mensen hebben een kleed
andere geen problemen
met de kleur van modder op hun rug, met de dag
zoals hij is op het moment, of straks
ADEMTOCHT
het was – dat denk ik – namiddag
er lag een schaaltje water: zo krijg je leven
in de tuin, maar dit keer niet
het diertje op
de stenen grond
ik herinner me te denken ‘hij is heengaanskunstenaar
hoe verfijnt hij zich in houding legt, als pasgeboren
ogen knippert
zou hij weten dat het goed gaat
dat het lukt
dat zijn lichaam onverdwenen achterblijft
en ingelijst zou kunnen worden’