Gekeerd naar het Licht
door Hettie Marzak
–
–
Als je aan een willekeurige poëzieliefhebber vraagt om drie bekende dichters te noemen, zal de naam van Maria de Groot (1937) daar waarschijnlijk niet bij zijn. En dat is vreemd, want deze vrouw schreef meer dan 40 boeken, waaronder 22 dichtbundels, waarvan de eerste twee al in 1966 verschenen. Ze studeerde Nederlands en theologie en promoveerde in de letteren op een religieus onderwerp. In 1970 was zij een van de eerste vrouwen die tot predikant werd benoemd, maar in 1975 verliet zij dit ambt en richtte samen met anderen Ekklesia op, een oecumenische basisgemeenschap. Als feministisch theologe, maar vooral als dichter zijn de Bijbel, het Jodendom en spiritualiteit in het algemeen de voornaamste motieven in haar werk.
Dat blijkt ook uit haar nieuwste bundel, Het donkere hart van de zonnebloem, waarin ze aandacht schenkt aan zowel de individuele mens als de mensheid. De bundel is opgebouwd zoals de zonnebloem, de afdelingen van de bundel zijn genoemd naar de onderdelen ervan: de kroonbladen in twee kringen, het donkere hart, en de koperkleurige ringen daaromheen. Zo gaat de dichter van de buitenkant naar de binnenkant, de kern.
In het eerste gedicht, dat buiten de afdelingen staat, richt de zonnebloem zelf het woord tot de lezer en stelt zich voor. De zonnebloem is het symbool van het geloof, omdat zij zich altijd naar het licht richt; in dit geval het Licht met een hoofdletter, waar Christus mee bedoeld wordt.
De eerste kring van kroonbladen begin net als het boek Genesis met ‘Aanvang’. De schepping van hemel en aarde wordt beschreven, evenwel nog zonder de mens, die in het tweede deel van de eerste kring zijn intrede doet. In die gedichten staat steeds een mens centraal voor wie De Groot bewondering heeft, zo treedt Fransiscus van Assisi met Clara voor het voetlicht, maar ook Emily Dickinson, Judith Leyster en Etty Hillesum, die wel de bekendsten uit de rij zijn, samen met de gezusters Brontë en Sappho. Een bonte verzameling van inspirerende voorbeelden van scheppingskracht. Ze besteedt ook aandacht aan minder bekende grootheden, gelukkig staat er achter in de bundel een lijst van aantekeningen, waarin uitleg gegeven wordt omtrent de genoemde mensen en ook de religieuze begrippen die vermeld worden in de bundel.
De tweede kring van kroonbladen voert de lezer door een paleis, een ‘heerlijk huis’, waarin we meegenomen worden door de wandelgangen, de bibliotheek, de eetzaal, maar ook naar een kapel, een cel, waardoor het paleis langzaam de contouren van een klooster aanneemt. Bezinning, zelfkennis, onthechting en inkering spreken uit de gedichten die hieraan gewijd zijn. Deze afdeling leest als een biecht, een zelfopenbaring en hoewel de inhoud van de gedichten vaak duister en mystiek is, is de intentie voelbaar oprecht en hartstochtelijk. De Groot keert haar hart soms pijnlijk binnenstebuiten in haar bedachtzame en intelligente poëzie zonder zichzelf daarbij te ontzien.
–
O laat mij vrij, laat mij in vrijheid gaan,
van andermans verwachtingen bevrijd,
alleen, om te verwerkelijken wie
ik ben en voor de anderen altijd
mag zijn, de ene die de ander niets gebiedt
maar is en blijft een lied dat wordt verstaan.
–
Dit is mijn ritme. Dit is wie ik ben
voor jou en voor de wereld waar ik leef.
Schuif mij terzijde als je mij niet wilt.
Ik word naar wandelgangen opgetild
waar hij die mij de liefste is, verbleef.
Hij is mijn gids, de leidsman die mij kent.
–
Ik lijk op hem terwijl hij op mij lijkt.
Hij gaat mij voor en wijst de goede weg.
In zijn navolging weet ik wat ik zeg,
maar zonder hem raak ik de richting kwijt.
Toch blijf ik in zijn naam de vrije vrouw,
de bron die ik van jongs af wezen wou.
Het lijkt niet logisch dat daarna de structuur van de zonnebloem doorbroken wordt: de drie afdelingen die alle de titel ‘De Koperen Ring’ hebben gekregen en de drie afdelingen van ‘Het donkere hart’ lopen allemaal door elkaar heen en dat is jammer. De volgorde van de gedichten lijkt niet meer te kloppen. Bij een zo zorgvuldig opgebouwde bundel stoort dat.
De eerste afdeling van de ‘Koperen ring’ gaat over het bezoek van de dichter aan vier grote steden: Florence, Amsterdam, Rome en Jeruzalem, de tweede rij van koperen ringen over taal en natuur.
De derde afdeling van ‘Het donkere hart 1’ is echt donker: de gedichten dragen titels als ‘Dood’, ‘Haat’, ‘Wreedheid’, ‘Vernedering’ en doen zo denken aan een variatie op de Zeven Doodzonden. De beginregels klinken als moderne psalmen, helder en oprecht: de eerste strofe van ‘Onvermogen’ roept 1 Korintiërs 13:1 in het geheugen op: ‘Al ware het, dat ik met de tongen der mensen en der engelen sprak, maar had de liefde niet, ik ware schallend koper of een rinkelende cimbaal.’
voor vogels en mensen, al schonk ik de bron
van leven en leren en wat ik maar kon
aan anderen die ik mijn uren bood,
dan nog zou ik weten dat ik niets ben
dan adem vergeten, een bevende stem.
Maria de Groot neemt de lezer mee op een reis door het leven en de wereld en maakt hem daarbij deelgenoot van haar gedachten en ervaringen. Ze doet dit in heldere en heel eenvoudige taal, maar toch vragen de vaak lange gedichten veel van de lezer, omdat de onderwerpen religieus zijn en vaak verwijzen naar de Bijbel of de Joodse geloofsleer. De gedichten lijken weergaven van de spirituele ervaringen van een mystica, een Hadewych of Suster Bertken en daarin is het moeilijk haar te volgen, ook al zegt de dichter in het gedicht ‘Eenheid’:
en geef de mens die ons tezamen vond
de regels mee die ik in mij bewaar.
Ze liggen om te lezen zonneklaar.
De Groot verbindt het daagse met het eeuwige, het lagere met het hogere, met een eigen symboliek, een sterk ritme en eindrijm en een mooie taalplastiek. Herlezing is aan te raden; dan ontsluiten sommige gedichten zich zoals een zonnebloem dat doet.
In de laatste gedichten van ‘Het donkere hart’ wordt een eenheid en vrede bereikt, maar in het gedicht ‘Vernedering’ draagt ze haar credo uit:
genoemd door wie met blijdschap schiep,
mij en mijn zusters in het leven riep
en mijn geslacht nooit zal beschamen.
Die laat mij vrij. Ik kies mijn weg
en mag zelf weten wat ik zeg.
Het feit dat Maria de Groot bijna onopgemerkt gebleven is als dichter, zegt niets over de kwaliteit van haar gedichten. Ook een verborgen juweel straalt.
____
Maria de Groot (2020). Het donkere hart van de zonnebloem. Uitgeverij Elikser, 83 blz. € 14,50. ISBN 9789463652360