door Hans Franse
–
Aan het gistende Berlijn na het einde van de Eerste Wereldoorlog danken wij de ontplooiing van een Prins der Nederlandstalige dichters. Paul van Ostaijen (1896 -1928) schreef er twee van de meest fascinerende gedichtenbundels, beter is gedichtenboeken, uit de Nederlandse literatuur van het begin der twintigste eeuw: de Feesten van angst en pijn, met veel gekleurde inkt en het ongelooflijk fascinerende op Dada geïnspireerde, maar puur expressionistische Bezette stad, een volstrekt uniek werk in de Europese literatuur van die dagen, uitstijgend boven de vormprobeersels, als schrijven over een stropdas en een horloge in de vorm van stropdas met een horloge, een rederijkersachtige vernieuwing van de literatuur: Guillaume Apollinaire werd door van Ostaijen in hoge mate overtroffen. Het geweld van de Eerste wereldoorlog heeft het werk van van Ostaijen bepaald. Nederland bleef buiten die oorlog, maar ook buiten de ontwikkeling van de eigentijdse vernieuwende kunst. Hoe kwam van Ostaijen in Berlijn?
Paul maakte de oorlog mee in Antwerpen waar hij met publiceren begon. Hij hield van zijn stad en taal zoals Wannes van der Velde, de romantische troubadour, van zijn stad en taal hield. De tingeltangels, cafés en cinema’s zorgden voor inspiratie. Toen de franskiljon kardinaal Mercier Antwerpen in 1917 bezocht leidde dat tot een flamingantenopstandje. Van Ostaijen riep ‘Weg met Mercier!’. Hij werd opgepakt, kenbaar aan zijn opvallende kleding. Maurice Gilliams schijft: ‘…’s Avonds …ontmoette ik Orpheus in Biedermeyercostuum…een onmodisch rode das, een roodfluwelen ondervest en vreemde zwarte kleeding..hij was de dandy, de lord in het machtige grauwe Antwerpen.’ Paul werd veroordeeld tot drie maanden, de Duitse bezetters seponeerden het vonnis. Na de oorlog vluchtte hij, om de straf te ontkomen, met de vrouw van een vriend naar Berlijn. Hij verbleef er van 1918 tot 1921.
Dit Berlijn was een stad van geweld, Spartacusbonden (Pauls favorieten) vochten met socialisten, er gebeurden politieke moorden: op Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht. Maar er vond ook een artistieke revolutie plaats: dadaïsme met de uit Zürich teruggekeerde Richard Hülsenbeck tegenover het expressionisme, bevorderd door uitgever Herwarth Walden in zijn tijdschrift ‘Der Sturm’, het meest vooruitstrevende tijdschrift van Europa dat al bestond van voor de oorlog. Walden organiseerde ook de maandelijks Sturmtentoonstellingen. Van Ostaijen zag daar werk van o.a. Kandinsky, Chagall, Franz Marc, Paul Klee, Willy Baumeister, Kurt Schwitters en Feininger. Hij las dichters als August Stramm, Else Lasker-Schüler en al die andere uit de bloemlezing ‘Menscheitsdämmerung’, een schat aan heel serieuze menselijkheid naast klankpoëzie. Stramm, gesneuveld op 1 september 1915 in Rusland na 70 veldslagen veilig te zijn doorgekomen moet van Ostaijen geïnspireerd hebben.
‘…und Du und Du und Du
Viel tausend Du
und immer Du
Allwege Du
Wir
Wirren
Wirrer
Immer wirrer
Durch
die Wirrnis
Du
Dich Ich’
Tegenover:
‘ik
gil
gillen
gulpen
lallen
vallen
val….’
Op weg naar het absolute woord hoorde hij ook de ontwerper van de ‘Absolute Dichting’: Rudolf Blümmer’.
Van Ostaijen, straatarm, zocht werk. Hij was liftboy, damesschoenverkoper, boekhandelaar, nadat zijn poging werk te vinden bij Herwarth Walden was mislukt. Wel leende Walden hem geld; men zegt dat deze som nooit is terugbetaald. In Berlijn zijn de Feesten van Angst en Pijn en Bezette stad voltooid. Beeldhouwer Oscar Jespers nam de beide handschriften na een bezoek mee en publiceerde Bezette Stad in een oplage van 523 exemplaren in maart 1921. Paul kwam terug, werd kunsthandelaar in Brussel, en ontwikkelde zich tot een organisch expressionistisch dichter die in zijn lezing ‘De gebruiksaanwijzing der lyriek’ zijn gedachten uiteenzet op een wijze zoals in Nederland nog niet over poëzie werd gesproken. Hij overleed heel jong aan tuberculose in Miavoye-St. Anthée.
In het museum in Stuttgart zag ik het tijdschrift ‘Der Sturm’ en een portret van Herwart Walden; ik kon me haast niet voorstellen dat deze simpele bladen zo revolutionair waren. De mooi gestileerde en geabstraheerde van Herwarth Walden die ik in Dresden zag komt dichterbij de sfeer van de ‘Menscheitsdämmerung’.
afbeeldingen Hans Franse