Watou, het kleine dorpje aan de Schreve, organiseert deze zomer voor de zesde maal haar kunstenfestival. Gedurende twee maanden nestelen kunst en poëzie zich in de waaiende tarwe- en maisvelden. Kunst beroert hier de gemoederen. Die-hardkunstliefhebbers hekelen het gebrek aan samenhang en kritische reflectie, terwijl anderen een bezoek aan Watou een goede gelegenheid vinden om een culturele en een culinaire ervaring te combineren.
Ik beken dat ik al jaren tot de tweede categorie behoor. Voor mij geen hoogdravende kunstfilosofische uitweidingen over een of ander –isme: Watou zelf is de kritische reflectie. Gedurende twee maanden wekken kunst en poëzie dit stille dorp uit haar lethargie om het daarna op het ritme van de overige seizoenen weer te laten indommelen. De volle terrassen doen vermoeden dat de tweede categorie bezoekers het gebrek aan kritische reflectie niet aan hun hart laten komen. Een ovenkoek en hommelbiertje vormen het perfecte gezelschap om de verschillende locaties te bezoeken.
Watou zelf belichaamt het thema van deze zomer: overvloed. Grote Duitse wagens op het marktplein, gezapige buikjes op de terrassen, volle borden die gemonsterd worden vanachter dure designerbrillen. Maar tegelijk ook de spontane lach, de verrassing bij een kunstwerk in de catalogus, het zuchtje wind dat langs de kerktoren streelt om dan in de ruisende velden te verdwijnen: het kleine geluk zoals Hans Lodeizen het zo mooi omschrijft:
in het bezit van een pasha met een harem
die het doet zuchten iedere nacht van
o God wat heb ik met mijn leven gedaan en waarom
hebben jullie toch de fans afgezet en laten
we die engelsen morgen maar vermoorden.
(…)
Het geluk is een geste van de herinnering.
Met deze woorden in het achterhoofd begin ik aan mijn odyssee(tje) door het dorp. Vanop de dorpsdaken kijken de felgekleurde duiven van Patrick Murphyneer op de bezoekers. Een vergelijking met William Sweetlove dringt zich op, maar in tegenstelling tot de meer dan levensgrote plastiek dieren van Sweetlove, kiest Murphy voor duiven op ware schaal. In de catalogus van de tentoonstelling omschrijft men zijn werk als volgt: “Met Belonging / In Pursuit of happiness (…), neemt een kleurrijke duiveninvasie het dorp Watou in. De duiven, die in steden vaak voor overlast zorgen en met alle mogelijke middelen geweerd worden, vormen deze zomer in Watou een herkenbaar en hartelijk beeld.” De felgekleurde duiven zorgen inderdaad voor een zomers contrast tegen sommige gevels.
Watou is kleinschaliger geworden. De meeste plekken zijn kleiner, intiemer en tonen meestal maar het werken van drie of vier kunstenaars. Gelukkig ligt in deze beperking ook dikwijls de kracht om werken beter tot hun recht te laten komen. Zo confronteert de Japanse kunstenares Matsuri Yamana in het klooster de bezoekers met haar werk The Cloud. Via een laddertje klim je even met je hoofd in de wolken. Alleen met je gedachten in de wolken, is dat niet een opperste vorm van geluk? Het gedicht Geluk uit 1987 van Dichter des vaderlands, Charles Ducal, vat mijn gevoel perfect samen, maar waarschuwt me tegelijk voor te veel teveel:
Omdat ik geen honger, geen dorst lijd,
een huis heb, een baan, een voorbeeldig gezin,
duizend boeken, van Sade tot Grimm,
gezondheid, een trouwe maîtresse, veel tijd
voor kunst en liefde of wat daarop lijkt,
de wereld kan zien, mijn tuin cultiveren,
duizend gedichten opnieuw kan proberen
een God te zijn in het diepste geheim,
daarom is het dat ik mijn nagels bijt
in een kamer die niet wordt gelucht,
weerloos geworpen in zo veel geluk
dat ik slechts aan mijzelf nog lijd.
Met deze woorden in het achterhoofd betreed ik de kerk waar een enthousiaste student-suppoost me een korte toelichting geeft bij het aanwezige werk. Naast het verbale geweld van Maud Vanhauwaert die via een hoofdtelefoon een ode aan rodekool brengt, valt de ingetogen foto van biddende vrouwen in de Koningsmoskee van Isfahan van de Iraanse persfotograaf Vahid Salemi op : twee religies in perfecte symbiose. De grootste (ook letterlijk) aandachtstrekker is Rem(a)inders van de Italiaanse peetvader van de Arte Povera, Michelangelo Pistoletto. Met de woordspelige titel van zijn werk verwijst hij niet alleen naar wat we allemaal hebben, maar tegelijkertijd ook naar wat daarvan allemaal achterblijft: vanop een troon van kleren, afgedankte computers en vodden lacht een boeddha ons toe. “Het boeddhisme stelt dat het lijden van de mens enkel voortkomt uit een teveel aan verlangens, waardoor het als boeddhist zaak is om die verlangens uit te schakelen”, lees ik in de catalogus. Een beetje moraliserend?
Watou nodigt uit om te dwalen. Tot mijn spijt behoort het Douviehuis niet langer tot de vaste locatiekern. Tegen lokale veiligheidsreglementen is geen enkel kunstwerk bestand. Oude locaties verdwijnen en maken plaats voor nieuwe ontdekkingen. Op de plaats waar ooit de stem van Eddy Van Vliet weerklonk over het Grensland staat nu een villa waarvan de eigenaars op het moment meer aandacht hebben voor hun gazon dan voor de omringende kunst. In het Huis Lenoir (waar ook de ticketbalie is) toveren de droeve wekkers van de Nederlandse kunstenaar Frank Halmans een glimlach op mijn gelaat. De tristesse van voorbijvliedende tijd of gewoon een leuke gimmick? De uitgebreide tentoonstellingscatalogus licht Halmans’ werk toe en suggereert een lezing van deze Sad Machines. De catalogus is voor mij trouwens een must om de tentoonstelling te bezoeken. Vlot en helder geschreven biedt deze een inzicht in leven en werk van de aanwezige kunstenaars en dichters.
Watou blijft een evenwichtsoefening tussen kunst en poëzie. Voor de kunstliefhebbers is het één van de vele tentoonstellingen in hun agenda. Johan Creten in het Middelheimmuseum, Hervonden Tijd in Damme, Once upon a Castle in Gaasbeek, zijn slechts enkele evenementen die deze zomer hengelen naar uw aanwezigheid. Net daarom moet je Watou bezoeken. Ten eerste is er de verplaatsing die al snel enkele uren reistijd kost. Vervolgens is er de onderdompeling in(on)bekende kunst en poëzie. Ten slotte is er de omgeving die je bijna dwingt om je uurwerk achter te laten en pas naar huis te rijden wanneer de zon de velden rood kleurt. Dat is de kracht van Watou en daar kan geen enkele kunstfilosofie tegenop.