David Troch (1977) ken ik vooral als oud-redacteur van Meander. Hij was ook nog een tijdje bestuurslid van onze stichting. Maar David deed en doet zoveel meer. Hij is, om maar wat te noemen, vader, marathonloper, dichter, redacteur, prijswinnaar, verhalenschrijver, regisseur en echtgenoot van een linkshandige vrouw. En toch pas 37 jaar. Als hij het marathonlopen niet overdrijft, kunnen we nog veel van hem verwachten.
Op dit moment is David stadsdichter van Gent. Ik vroeg hem of hij een aflevering van Meander met dichters uit die stad wilde samenstellen. Natuurlijk wilde hij dat en zoals ik van hem gewend ben, deed hij netjes wat hij beloofde. Wat niet vanzelfsprekend is als je met dichters hebt te maken.
Zijn grootste probleem bleek te zijn dat hij maar zes dichters mocht kiezen. Er loopt nogal veel dichtvolk rond in Gent en omgeving, zo leerde ik. Als Nederlander zie je zulke zaken wel eens over het hoofd.
Na een inleiding van David en twee van zijn stadsgedichten volgen de zes dichters, die samen een beeld geven van wat een stad vol poëzie kan opleveren.
Rob de Vos
Dichters en kasseien
Gent telt meer dichters dan kasseien. Wat larie is, de binnenstad is bezaaid met koppigaards waarop je je fietsbanden lek rijdt. Toch, er huizen hier onnoembaar veel dichters. Hoe maak je dan een staalkaart op basis van slechts zes dichters? Jodelen, schansspringen, een marathon achterwaarts lopen, is vast makkelijker.
Zes dichters dus. Evenwichtig als ik ben, plukte ik evenveel mannen als vrouwen van de kasseien. Dat deed ik niet zomaar willekeurig. Nee, ik verzon drie groepen waarin ik telkens een man en een vrouw stopte. Twee dichters die hun kasseien nog aan het verzamelen zijn, twee die er al wel wat hebben gelegd en twee die op zijn minst een straat met kasseien hebben geplaveid. In elke groep hadden net zo goed twee andere namen kunnen belanden.
De eerste groep, de dichters zonder dichtbundel, is rijkelijk groot. Zij verzamelen zich al eens in collectieven als Omfloerst, Nakt, Humus of De Wolven van La Mancha. Her en der in de stad palmen ze cafés in om op een podium of een toog te springen, de wereldvermaarde Hotsy Totsy is er maar één van. Bijna vanzelfsprekend vormen deze dichters een ontelbare keren grotere groep dan de dichters met één of enkele dichtbundels en de dichters met naam en faam samen. Op straffe namen uit de tweede en derde groep te vergeten: Sofie Verdoodt, Bart Van der Straeten, Inge Braeckman, Miguel Declerq, Christophe Vekeman, Daniel Billiet, Koenraad Goudeseune, Erwin Mortier, Lut De Block, …
Hoe goed het in Gent ook toeven is, zelfs dichters laten de Gentse kasseien wel eens achterwege, door af te studeren, door hun hormonen naar elders te volgen, door te sterven. Wie de poëzie in Gent wil ontdekken, maar moet maar eens de Maurice Maeterlinck of de Karel Van de Woestijne wandeling of de Poëzieroute komen doen. En als u hier bent, mag u uiteraard niet weg voordat u een bezoek aan het Poëziecentrum op de Vrijdagmarkt bracht. Koopt u er bijvoorbeeld Om Gent gedicht, de bloemlezing die Guido Lauwaert enkele jaren geleden samenstelde.
Ik heb er vertrouwen in dat het Gentse stadsbestuur na Roel Richelieu van Londersele, Erwin Mortier, Peter Verhelst en mezelf nog vele stadsdichters van de kasseien zal plukken.
David Troch