Jinze de Klerk (41) studeerde cultuurwetenschappen en is op dit moment docent Nederlands op een middelbare school in Arnhem en sinds dit jaar redacteur recensies bij Meander.
foto © L. Buffart
Hoe ben je bij Meander terecht gekomen? Wat doe je bij Meander? En waarom eigenlijk?
Ik ben bij het online tijdschrift Meander terechtgekomen ergens in 2012 of 2013, tijdens mijn studie cultuurwetenschappen, in een soort verkenning van diverse literaire tijdschriften, online en offline. Tijdens mijn afstudeerstage (voor een bevoegdheid Nederlands) in Zaandam, bij Jasper Leibbrand, de zoon van Joop Leibbrand, een bekende naam in de geschiedenis van Meander. Jasper wakkerde het poëtisch vuurtje wat verder aan en leerde mij en passant ook (enkele) leerlingen op de middelbare school enthousiast voor poëzie te krijgen. Ik ben Meander altijd blijven lezen en probeer nog steeds leerlingen deelgenoot te maken van mijn enthousiasme. Afgelopen jaar zag ik op de website de vraag naar een redacteur recensies en dat leek mij erg passend. Als redacteur loop ik de recensies taalkundig na, overleg waar nodig met de recensenten en maak de recensies klaar voor de website. Verder houd ik de uitgevers op de hoogte van recensies die we van hun dichters plaatsen. Dit redacteurschap is voor mij niet alleen een prima manier om op de hoogte te blijven van recente poëzie, maar ook om mensen in deze wereld te leren kennen en mijn blik wat te verruimen.
Kende je Meander al? Wat vind je van de rol van Meander in ons literaire wereldje? Hebben we nog toekomst?
Ik kende Meander zoals gezegd al vanuit mijn studietijd. Ik denk dat Meander misschien een kleine, maar wel een belangrijke rol speelt als plek voor referentie, om op de hoogte te blijven. Zeker omdat poëzie in klassieke media weinig podium krijgt, denk ik dat een website als Meander waardevol is of kan zijn. Om mee te gaan met de tijd en om in de toekomst een waardevolle plek te behouden is het misschien nodig om wat interactiever te worden. Verbindingen met gerelateerde websites, een ruimte voor discussie, debat, interpretatie, andere sociale media (twitter, instagram) zijn dan ideeën die bij mij opkomen. Dat moet natuurlijk niet allemaal en nu meteen, maar ..
Wat was het eerste gedicht dat je las?
Het eerste gedicht dat ik ‘echt’ las was Liggen in de zon van Hans Andreus. Een prachtig ritmisch en klinkend gedicht dat voor mij niet alleen luieren en tevredenheid betekent, maar ook staat voor trots zijn op wie je bent. Dit is vaak ook een mooie boodschap voor jongeren die op zoek zijn naar zichzelf, identiteit, betekenis, etc.
–
Ik hoor het licht het zonlicht pizzicato
de warmte spreekt weer tegen mijn gezicht
ik lig weer dat gaat zo maar niet dat gaat zo
ik lig weer monomaan weer monodwaas van licht.
–
Ik lig languit lig in mijn huid te zingen
lig zacht te zingen antwoord op het licht
lig dwaas zo dwaas niet buiten mensen dingen
te zingen van het licht dat om en op mij ligt
–
Ik lig hier duidelijk zeer zuidelijk lig zonder
te weten hoe of wat ik lig alleen maar stil
ik weet alleen het licht van wonder boven wonder
ik weet alleen maar alles wat ik weten wil.
–
(c) Hans Andreus, uit Muziek voor kijkdieren (De Windroos, 1951)
Is poëzie te leren? Wat is je mening over schrijversvakscholen?
Poëzie lezen, ervan genieten en er iets persoonlijks en waardevols uit halen is zeker te leren. Alleen al door het lezen ervan en het denken en praten erover ervaar je steeds meer. Of poëzie (en literatuur) schrijven te leren is, is een tweede. Technieken, ideeën, bronnen van inspiratie, handigheidjes en trucjes (klinkt wat neerbuigend), schrijven voor een publiek. Dit zijn allemaal zaken die denk ik te leren zijn, als een vak. Maar ik verzet me tegen het idee dat dat ook automatisch hoogwaardige poëzie of literatuur oplevert. Ik zeg overigens niet dat dat nooit zo is. Poëzie en literatuur zijn een vorm van kunst, en kunst heeft meer nodig dan techniek, het schrijfvak alleen. Het is juist dat ongrijpbare en misschien ondefinieerbare dat kunst kunst maakt.
Hoe levend is het vak Nederlands (nog)?
Er is veel discussie in kranten en op televisie en zeker op en binnen scholen, over het vak Nederlands. Als je de cijfers van aanmeldingen voor de studie Nederlands bekijkt, lijkt het, zeker in het westen, dramatisch gesteld met het vak, met als voorlopig triest dieptepunt de afschaffing van de studierichting Nederlands aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Het lijkt erop dat de pushfactor in het voortgezet onderwijs, en de pullfactor van universiteiten, niet groot genoeg is. Middelbare scholen weten het vuur onvoldoende aan te wakkeren en universiteiten weten onvoldoende studenten te trekken. Dat is echter maar een deel van het verhaal. De levendigheid van het vak Nederlands op middelbare scholen staat of valt met de passie van de docent. Dat geldt overigens voor ieder vak. Die passie moet natuurlijk wel ergens vandaan komen (opleiding?) en voldoende ruimte krijgen buiten de prestatiedruk en het voldoen aan inspectienormen. Tot slot lijkt voor een steeds groter wordende meerderheid in onze maatschappij geld de enige weg naar succes en geluk, en dan is een studierichting Nederlands niet de meest voor de hand liggende keuze. Dit laatste is wat cynisch. Laat ik afsluiten met het hoopvolle idee dat er altijd leerlingen, studenten en docenten zullen zijn met passie voor het vak, die het vuur in elkaar aansteken en op die manier het vak levend houden.
Drie gedichten naar keuze
–
Wij die elkaar tot bloedens toe
op alle zwakke plekken kwetsten,
wij beiden zijn ten langen leste
de onbesliste vete moe.
–
Het laatste licht faalt in het westen,
mijn liefste vijandin, zie hoe
ik mij van wapentuig ontdoe;
dit is uiteindelijk het beste.
–
Het heeft alleen zo lang geduurd:
De bitterheid waarmee wij streden
heeft voor ons alletwee voorgoed
–
zowel de toekomst als het heden
volledig in de war gestuurd. –
Zeg nu maar hoe het verder moet.
–
(c) Jean Pierre Rawie, uit Oude gedichten (Bert Bakker, 1987)
–
nadat haar man begraven was
liet overgrootmoeder Betjie van Middenspruit
hem opgraven
en trok hem een ander zondags pak aan
–
‘ineens begrijp ik het’ zegt mijn moeder
‘ik zou niets liever willen dan
daar bij die hoop grond te gaan graven
net zolang totdat ik bij je vader ben
–
tot bij waar hij is en hem
aan zijn schouders optil
die onontkoombare daarheid van ‘m’
–
(c) Antjie Krog, uit Medeweten (Podium, 2015)
–
Voor bijna alles heb ik mij geschaamd.
Mijn nek, mijn haar, mijn handschrift en mijn naam,
–
de schooltas die ik van mijn moeder kreeg,
mijn vader die zich in een blazer hees,
–
het huis waar ik voor vriendschap heb bedankt.
Maar nu mijn vader aan vijf slangen hangt,
–
zijn mond steeds heser over afscheid spreekt,
nu hurkt mijn schaamte in een hoek. Hij stierf
–
zoals hij in zijn Opel reed: beheerst,
correct, zijn ogen dapper op de weg,
–
geen zin in dom geworstel met de dood.
Hoe alles wat ik nog te zeggen had
–
onder de wielen van de tijd wegstoof.
–
(c) Menno Wigman, uit Dit is mijn dag (Prometheus, 2004)