door Marc Tiefenthal
Wat Maakt Een Gedicht Goed?
Onderhuids houd ik alles verborgen. Slechts wie mij liefheeft krijgt er toegang.
Dat weet ik niet. Ik draag voor, hoor in het publiek mensen zeggen: ‘wat mooi!’. Zal het dan goed zijn? Ze hebben gehoord, niet gelezen. Soms vind ik een gedicht uitzonderlijk goed omdat het klopt. Waarmee klopt het dan? Met het ongezegde.
Technisch gaaf gevormde gedichten vind ik zelden goed. Het rijm klopt, de rest veelal minder; Bill Shakespaere kon goed sonnetten schrijven.
Een goed gedicht is niet hetzelfde als een vlot geschreven gedicht. Integendeel. Voor de rest weet ik het niet. Ik schrijf of lees of hoor een gedicht. Soms vind ik het goed. Wanneer? Dat weet ik niet.
Onder de knop ‘het kleine veldlied’ heb ik op mijn webstek www.tieftalen.wordpress.com de beste van mijn gedichten samengebracht.
Doorgaans las ik dichters omdat ze tot mijn strekking behoren, de experimentele dan wel de poésie blanche. Octavio Paz of Peter Verhelst, bijvoorbeeld. Nu lees ik zowat alle dichters. Ik kom vooral bij de eerste categorie goede gedichten tegen. Ik zie gewoon dat een gedicht goed is; daar ik geen wetenschapper ben terzake hoef ik niet te weten waarom ik dat goed vind. Ik kan uiteraard hier ter plaatse 1 & ander aan criteria verzinnen. Dan sta ik echter nog steeds even ver: nergens.
Vaak zijn mensen druk doende met verstaanbaarheid: een gedicht dat ik niet meteen begrijp vind ik niet goed, weet je wel. Welnu, een gedicht is niet geschreven om meteen begrepen te worden. Een gedicht dat je meteen begrijpt is rijp voor het afval en kan je nauwelijks een gedicht noemen. Wist je dat je een haiku twee maal na elkaar moet lezen? Eigenlijk is dat voor alle gedichten nodig.
Marc Tiefenthal omschrijft zichzelf als ‘een dief in het diepst van mijn getaal’. Zijn eerste interview voor Meander, met Peter Verhelst, verscheen 5 mei jl.
foto (c) Alja Spaan, september 2014, voormalig Ringersgebouw, Alkmaar