door Hans Puper
Tien achtereenvolgende jaren werd op Hemelvaartsdag de Mei van Gorter voorgelezen, zeven keer op het erf van boerderij Rood/Noot in Utrecht en de laatste drie keer in de besloten, aan de stadsmuur grenzende stadstuin van Dat Bolwerck in Zutphen. Jaarlijks namen honderd schrijvers, dichters, uitgevers, vertalers, journalisten en andere liefhebbers uit het hele land deel aan de marathonsessie, die de laatste jaren duurde van 12.00 uur tot 19.00 uur, uiteraard regelmatig onderbroken door pauzes. Hans Heesen, creatief en organisatorisch duizendpoot, was de bedenker en initiator. Aangename, gemoedelijke middagen waren het, met alle gelegenheid om mensen te ontmoeten en bij te praten met bekenden. Ikzelf was in 2019 na Judith Herzberg aan de beurt, prachtig vond ik dat.
De eerste regel van Mei, ‘Een nieuwe lente en een nieuw geluid’, lees ik trouwens tegenwoordig met een pauze na ‘lente’ en een lichte nadruk op ‘en’. Volgens de toen heersende klassieke prosodie overtrad Gorter een regel: de doffe ‘e’ van ‘lente’ had weg moeten vallen voor de beginklinker van ‘en’. Maar daar trok Gorter zich niets van aan, want die elisie zou de maat van de jambische pentameter (vijfvoeter) hebben doorbroken.[i] Combinaties als ‘lente en’: dat was het nieuwe geluid, dat mag bij het lezen wel wat nadruk hebben.
En toen kwam de pandemie. Twee jaar stilstand, maar afgelopen Hemelvaartsdag kon het weer. Geen Mei ditmaal, maar het lange, epische gedicht De Rotonde van Mark Boog, voorgelezen door hemzelf, iets wat hij zeer goed deed. Dat is niet vanzelfsprekend: dichten is één ding, voorlezen een ander.
En nu is er Meander Live, drie avonden, georganiseerd door – opnieuw – Hans Heesen van het Luxor Theater in Zutphen, August Hans den Boef van Zutphen Literair en mij. Esther Jansma* bijt het spits af: op 14 september leest zij haar onlangs verschenen bundel De spronglaag voor.
Toen ik stopte met recenseren, wist ik dat er bundels zouden komen die ik heel graag had willen bespreken en dit is er een van. De spronglaag is een narratieve bundel, waarin proza en poëzie elkaar op functionele wijze afwisselen. Jansma vertelt een aangrijpend, soms huiveringwekkend verhaal over een kinderleven onder een egocentrische, manipulatieve en wrede moeder, een beeldhouwer voor wie haar kunst te allen tijde op nummer een staat. Door middel van verbeelding maakt Jansma de wreedheid inleefbaar en draaglijk tegelijkertijd, iets wat je met een feitelijke, niet-fictionele beschrijving niet of nauwelijks kunt. Moeder Lilly is de ‘brulkapitein’ van het schip waarop zij haar matroosjes – haar kinderen – vernedert en uitbuit. Een schip verbeeldt het isolement waarin de kinderen verkeren – mogelijk is het een uitvergroting van een vroegere woonboot. De vele ‘mannetjes’, de bewonderaars en minnaars van de kunstenares, doen aan dat isolement niets af. Soms kunnen ze zelfs niet van de kinderen afblijven, tot hilariteit van de moeder. Het motto dat Jansma de bundel meegeeft is raak: ‘I talk about the gods; I’m an atheist. But I’m an artist too, and therefore a liar. Distrust everything I say. I am telling the truth.’ (Ursula K. Le Guin, The Left Hand of Darkness). Dichters liegen de waarheid.
Ik citeer het eerste stukje proza. Ik houd de regelafbreking van de bundel aan; het lijkt nu wel een prozagedicht, het is maar hoe je het bekijkt. Ik moest denken aan mijn vorige twee columns over proëzie, maar dat terzijde.
De ontmoeting
Op een zonnige lentenamiddag verscheen er een oude man
voor mijn deur. Hij had alleen zijn ondergoed aan. Of hij
naar binnen mocht, want hij was een beroemde dichter en
had een verhaal over vroeger voor me.
. ‘Heeft u geen kleren meneer?’ vroeg ik.
. ‘Ik ben een mevrouw!’ zei hij boos. ‘Welk bewijs wil je?
Moet ik soms mijn onderbroek laten zakken?’
. Nadat ze een jurk van mij had aangetrokken en een
broodje kaas naar binnen had gewerkt, vroeg ze om cho-
colademelk. Ze proefde voorzichtig en wiebelde met haar
ongewassen tenen: ‘Heb je ook nog een deken?’
. Ik legde een sprei om haar tengere schouders en wachtte
af.
Vervolgens vertelt deze dichter haar verhaal en in het laatste stukje zijn we weer terug bij de gastvrouw. Het is een schijnbare raamvertelling, die mij deed denken aan de Max Havelaar, waarin Sjaalman, Max Havelaar, Multatuli en uiteindelijk Eduard Douwes Dekker een en dezelfde persoon blijken te zijn. In De spronglaag trekt de beroemde dichter een jurk aan van haar gastvrouw; zij worden daarmee sterk op elkaar betrokken. Aan het slot vertrekt de dichter weer, die in de laatste regel van de bundel rechtstreeks wordt verbonden met de foto van Esther Jansma op het achterplat. Mooi.
Meander Live vindt plaats op 14 september in Zutphen in het Luxor Theater op de Houtmarkt 64. Aanvang 20.00 uur, entree € 10. Kaartverkoop: www.luxorzutphen.nl of aan de kassa van het Luxor.
*Esther Jansma zou op 14 september het spits afbijten met De spronglaag. Helaas was zij door onvoorziene omstandigheden niet in staat om te komen, maar haar man Wiljan van den Akker, ook dichter, verving haar grandioos.
(Hans Puper, 15 september)
_____