door Jan Loogman
Als beste stuurman heb ik een advies voor het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Het is ook geschikt voor andere ministeries, provinciebesturen en gemeenten, kortom voor alle overheidsapparaten.
Met de taal van deze apparaten is het slecht gesteld, hoorde ik Dichter des Vaderlands Lieke Marsman op televisie zeggen. Ze mocht een hele avond vullen en had eerst verwezen naar Hertha Müller, de schrijfster die in Roemenië tijdens het schrikbewind van Ceaușescu ervaarde hoe taal van een mens afgenomen kan worden. Toen en later vond zij in haar collagegedichten een middel om zich daartegen te verweren.
Gemakkelijk – leek het – nam Marsman daarna van Hertha Müller de term ‘taalmonsters’ over en zei: ‘Er wordt door overheidsapparaten, ook in Nederland, vaak taal geproduceerd die nergens op slaat!’ Bij wijze van voorbeeld las ze iets voor uit een ministerieel rapport: ‘Een actievere rol spelen met nationale regie en verhoogde ambities op basis van een goede interbestuurlijke samenwerking in een vernieuwde samenwerkingsrelatie met routekaart en spelregels.’ ‘Dit betekent niets,’ voegde Lieke Marsman toe en daarmee serveerde zij het rapport af.
De geciteerde zin is er een van het ministerie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening waar tegenwoordig Hugo de Jonge de baas is. Hij heeft eerder gezegd dat de inrichting van de ruimte in Nederland weer een zaak moet worden van de Nationale overheid. Binnen die doelstelling valt de aangehaalde zin best te begrijpen, want – ja – behalve die rijksoverheid zijn er provincies en gemeenten. Ook die bemoeien zich met de inrichting van Nederland en daardoor wordt de samenwerking tussen de verschillende bestuurslagen een kwestie. Die moet geregeld worden en tegenwoordig is het dan mode om over routekaarten en spelregels te praten. Ik kan me dus wel voorstellen hoe een ambtenaar ertoe komt zo’n zin te schrijven.
Niettemin is het een misselijk makende zin omdat hij bestaat uit quasi-daadkrachtige, buitengewoon pretentieuze taal (geen actieve rol, maar een actievere rol; niet zomaar ambities maar verhoogde ambities; niet zomaar een beetje aanklooien maar interbestuurlijk samenwerken onder nationale regie en in een nieuwe samenwerkingsrelatie, gelukkig met routekaart en spelregels). Dat ambtenaren en politici taal bezigen die burgers zo onpasselijk maakt dat ze stoppen met lezen en luisteren, is natuurlijk jammer. Zeker omdat het niet altijd waar lijkt wat Lieke Marsman zegt, dat zulke taal niets betekent. Ambtenaren en politici zijn dienaren van onze democratische rechtsstaat en daarom mogen wij aannemen dat zij eropuit zijn zo te schrijven en te spreken dat geïnteresseerde burgers hun woorden lezen en beluisteren. Dan immers kan het opvallen als woorden betekenisloos zijn, en – waar woorden wel betekenis hebben – wordt tegenspraak en discussie mogelijk.
Hoe kan ik deze dienaren van de rechtsstaat helpen, vroeg ik mezelf als gecertificeerd schrijfdocent af. Hoe kan ik bevorderen dat zij zich in frisse, normale taal gaan uitdrukken, taal waarmee zij burgers kunnen bereiken?
In zijn klassieker ‘Politics and the English language’ schreef George Orwell in 1946 over eigentijdse teksten en noteert wat hij erin aantreft: afgesleten beeldspraak, onzinnige nieuwe werkwoordsvormen, pretentieuze woorden, betekenisloze woorden. ‘In onze tijd,’ schrijft Orwell, ‘zijn politieke teksten en redevoeringen vooral een verdediging van het onverdedigbare. …Vandaar dat politieke taal vooral moet bestaan uit eufemismen, open deuren en wollige vaagheden-zonder-meer.’ Zijn woorden zijn van toepassing op de zin van ons ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.
Vanwege dat laatste bied ik mijn hulp allereerst aan de medewerkers van dat ministerie aan. Ik hoop dat een van hen deze column leest en dat deze medewerker de ict-expert van het ministerie is. Voor haar, hem of hen haal ik de zes regels aan, die Orwell aan het slot van zijn essay formuleert. Als schrijvers, politici en ambtenaren deze volgen, kan het tij gekeerd worden, kan taal betekenisvol zijn, meent Orwell. Mijn eerste advies aan mijn lezer, de medewerker van het ministerie, is Orwells zes regels als screensaver te installeren op alle laptops van het ministerie. Elke keer dat een ambtenaar het schrijven aan de volgende nota onderbreekt en broedend op de volgende zin naar het scherm staart, zal de screensaver deze zes regels over het beeldscherm laten dansen:
- Gebruik nooit een metafoor, vergelijking of stijlfiguur die je zelf regelmatig leest.
- Gebruik nooit een lang woord als een kort woord volstaat.
- Als je een woord kunt weglaten, laat het weg.
- Gebruik nooit de lijdende vorm waar je actief kunt formuleren.
- Gebruik geen vreemd woord, wetenschappelijke uitdrukking of vaktaal als je een normaal, alledaags woord kunt gebruiken.
- Overtreed al deze regels als je daarmee voorkomt dat je lelijke taal gebruikt.
Ik zou zeggen: aan de slag!
afbeeldingen:
Stuurman, www.pixabay.nl
Dichter des Vaderlands Lieke Marsman als zomergast www.tvgids.nl
een collage gedicht van Herta Müller uit Een rokkenjager en diens bijdehante tante, De Geus, 2011
George Orwell, www.youtube.nl
–