Petra Sips verhuisde in 2009 van België naar Nederland. De taalverschillen die ze nog dagelijks ondervindt, blijven haar liefde voor het Nederlands aanscherpen. In 2018 outte Petra zich als dichter en sindsdien deelt ze haar werk regelmatig met het publiek, vooral via optredens en exposities. Een aantal van haar gedichten is gepubliceerd in bundels die verschenen naar aanleiding van poëziewedstrijden (o.a. van Stichting Ongehoord, Gopher Poëzie en de Holsbeekse Poëzieprijs).
foto Martijn Adelmund
–
laat de paarden niet ontsnappen
span de draden en toom in
–
ga uw gangen maar dan
rapper, draaf niet door. Hak
de hoeven in het zand en bries.
–
jaag de dazen van hun vachten
veeg met rode lappen het zweet
der flanken, sla daarin uw sporen
–
laat de paarden niet ontsnappen,
laat ze graaien pardon grazen
van het malse, altijd
–
groenere want
dit is de overkant.
–
Wie ketent de woorden aan
het puntje van de tong?
–
Wie plakt de klanken vast
als hosties aan het gehemelte?
–
Wie drijft de pennen door de handen,
op het blad het witte kruis?
–
O vergeef ons, arme zondaars zonder
woorden, geef ons vuurspuwende tongen
–
zij laaien niet en kraaien niet, zij
bloeden noch bedoelen.
–
De klok rees niet goed.
Het was te laat. Te taai.
De wijzers rond.
–
De geur van brood
voor de deur
drong amper door.
–
De klok zoog. Als
drijfzand sijpelde de
tijd de loper door.
–
Het brood op de stoep.
De stroop aan het mes
de kruimels erin.
–
Ik proefde metaal
van mes en stroop en
wijzers die dropen.
–
je rees op uit de grond met je laarzen nog aan
en je overhemd open tot dwars door me heen,
–
trilde mee met haartjes en permeabele membranen.
we gaven licht en transporteerden de tranen
–
ik krabde wratten, wreef verweerde pezen,
en zoog het merg op tot je weer neerzeeg uit mij.
[VRAAGT DOCHTER VAN VIER]
–
Dus strik ik veters, vlecht haren,
veeg snot weg, droog tranen,
zing een lied, tel tot tien en
zoek
–
als altijd maar dan als-
of.
–
Tot ze iets nieuws verzint:
‘En nu was jij het kind’.