LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Ganzen

27 nov, 2022
door Hans Puper

Laatst vond ik een werkdagboek terug waarin ik boeiende ervaringen, interessante observaties en te onthouden tips noteerde. Toen ik stopte met mijn werk, schreef ik er opmerkelijke passages, regels of strofen in die ik tegenkwam. Zoals deze: ‘Een troep ganzen – schrijvend met elkaars ganzenveer.’ Het is een opmerking van Georg Christoph Lichtenberg (1742 – 1799), hoogleraar wiskunde en de natuurwetenschappen in Göttingen. Een zeer goede, heb ik begrepen, maar hij is vooral bekend geworden om zijn ‘kladboeken’: observaties over gedrag, taal, schrijven, religie, ouderdom, dood en andere zaken.

Dat ganzengedrag is van alle tijden. Neem de 19e-eeuwse domineespoëzie van Nicolaas Beets en zijn schare navolgers, die huisgezinnen maanden tot godsvrucht, nederigheid en vaderlandsliefde. Ook schreven zij roerende en even moralistische verzen over jubilea, herdenkingen, inhuldigingen, benoeming en afscheid van burgervaders, een nieuw standbeeld van een vaderlandse held, de plechtige inwijding van een godshuis, koninklijke geboorten, verjaardagen van notabelen, alsmede hun huwelijks- en begrafenisplechtigheden en nog wat van die zaken, zoals de bestrating van een paardenmarkt of de feestelijke opening van een station, gebouwd door de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij. In die zin kun je de domineedichters beschouwen als voorlopers van de huidige stads- en streekdichters – althans de servielen onder hen. Een dichter als Ruth Lasters liet zien dat het ook anders kan.
Frederik van Eeden schreef onder het pseudoniem Cornelis Paradijs een prachtige parodie op de domineespoëzie: de bundel Grassprietjes (1885). Makelaar in granen noemde hij zich – we herinneren ons die andere makelaar, Batavus Droogstoppel, wonend aan de Lauriergracht No 37. Enkele critici sloten Paradijs in hun armen en bejubelden hem als een nieuw talent. Een mooi gedicht uit de bundel is ‘Het huwelijk’ – Elsschot was niet de eerste die een gedicht deze titel gaf.

Zoo zijn wij dan getrouwd,
.    Ik kan ‘t haast niet gelooven:
.    Nu ‘t oog gewend naar boven
En op den Heer gebouwd!

De Heer is onze Rots,
.    Van hem komt alle zegen!
.    Een vrouw heb ik gekregen,
En ‘t harte zwelt van trots.

Verdiende ik zooveel? neen!
.    Slechts grond’looze genade
.    Schonk mij haar tot een gade,
Voor mij, voor mij alleen!

God had haar even goed
.    Een ander kunnen geven.
.    Zoodat ik al mijn leven
Zijn liefde prijzen moet.

Ter Braak en Du Perron spraken over epigonen. In de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog ontstond er een hele zwerm die zij niet meer binnen de perken konden houden, want zij waren in 1940 overleden. Een waarachtig naoorlogs epigoon beschouwde zich als waardig opvolger van zijn helden; als strijdbaar ventist geselde hij op zijn beurt hoogmoedige onverlaten die eenzelfde positie opeisten. Dat deed hij, zoals het hoorde, in essays of polemische schotschriften.

Ook in deze tijd kun je regelmatig het gegak van ganzen horen, maar gelukkig zijn er ook vele andere vogels, van diverse pluimage, die solitair of in paartjes leven.
Ik doe een poging de hedendaagse gansdichter te omschrijven aan de hand van zes kenmerken. Hij of zij voldoet in ieder geval aan de eerste vier.

  1. Dichters proberen zich ‘in de markt te zetten’ door zich aan te passen aan een heersende mode en zich binnen de marges van die mode een eigen, herkenbare positie te verwerven.
  2. Dichters zijn niet belezen, een traditie ligt buiten hun gezichtsveld. Zij beperken zich tot hun mede-dichters om hun positie te kunnen bepalen.
  3. Dichters schrijven in de eerste persoon enkelvoud. De lezer dient deze ‘ik’ zonder enige reserve als de persoon van de dichter te beschouwen en de bundel als rechttoe-rechtaan autobiografisch, al is enige verfraaiing gebruikelijk: er is sprake van Instagrampoëzie.
  4. Instagrampoëzie is gericht op instant-waardering. De poëzie van deze dichters is daarom makkelijk te lezen en doet enigszins behaagziek aan.
  5. Geëngageerde dichters verkondigen ferm de juiste, deugdzame standpunten.
  6. Met punt vijf hangt de angst voor afwijzing samen, omdat die in het ergste geval het einde van het dichterschap kan betekenen.

Ik weet niet of ik echt volledig ben geweest. Nader onderzoek is wenselijk.

____

Afbeelding: een uitsnede van Willem Jonkergouw, ‘Geheugen van Tilburg’

     Andere berichten

Bij de rozen

door Rogier de Jong   ‘Zij zijn voor sterven en vergaan geboren,’ zo dacht ik vluchtig toen ik bij de rozen was. Maar schrok, en...

Gedichten over lesgeven

door Ko van Geemert     Van jongs af aan heb ik geen doktertje maar onderwijzertje gespeeld. We hebben het over de jaren...

Geen gebrom van oude heren

door Jan Loogman     - Het werd, het was, het is gedaan schrijft Vasalis. Oude mensen blikken terug op hun leven en denken over...