LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Sneeuwwitje op haar Elburgs

14 mrt, 2023
door Jan van der Vegt

SNEEUWWITJE EN DE KONINGIN VAN AVEREEST

Een sprookje op rijm door Jan G. Elburg


De Koningin van Avereest
was naar een toverbal geweest
en hield aan al dat balgetover
een snoezig sneeuwwit kindje over.

Dat werd al gauw een mooie meid.
Moe Koningin verging van spijt,
want keek ze wie de mooiste was,
dan klonk het uit het spiegelglas:
Sneeuwwitje van het toverbal
dàt is de mooiste meid van al.`

Derhalve riep Moe giftig: ‘Stik,
die rotmeid, die vergiftig ik’,
ontbood de hofkok en beval:
‘Voor ’t meisje een Den Uylebal.’

Sneeuwwitje ging er niet aan dood,
zij bleef springlevend, zij het rood
en wat het allerergste was,
Moe hoorde uit het spiegelglas:
Vuurroodje van Den Uylebal,
dat is de mooiste meid van al.’

‘Wát, is die stinkmeid nóg in leven?
Dan zal ’k haar Pisang Ambon geven,’
riep ziedende de Koningin,
‘da’s pas vergift, daar blijft ze in!’

Men goot het in Prinsesjes thee
maar doodgaan, als verwacht werd? nee:
eerst was ze rood als een pioen,
nou werd ze als het gras zo groen.

Wie toen de allerschoonste was?
Zij met het Pisang Ambonglas:
Grasgroentje, ondanks haar gelal,
was wéér de mooiste meid van al.

Vuurspugende als een vulkaan
riep Moe: ‘Ze zàl de pijp uit gaan.
Tracteer mijn dochter maar gewoon
doodnuchter op een blauwe boon.’

Ze bracht die boon naar een M.E.,
die ’m in zijn proppenschieter dee …
Al gaf ’t Grasgroentje wel een knauw,
dood lag ze niet, al lag ze blauw.

En vroeg je wie de mooiste was,
sprak hoffelijk het spiegelglas:
‘In elk geval niet U, Mevrouwtje,
maar Prinses Toverballenblauwtje.’

Geen andre uitweg nu meer ziend
bood Moeder al haar zwartverdiend
smeergeld aan Ballenblauwtje aan
als die maar buitenslands wou gaan.

Toen Blauwtje al dat zwarte geld,
door bankbedienden uitgeteld,
in ’t keursje wegborg, op haar hart,
was ze bij toverslag … Pikzwart.
En zong de spiegel, zoetgevooisd
Pikzwartje is het allermooist.’

‘Nee,’ kreet haar Moeder, ‘ik ben ’t zat,
vort, weg, je hebt je poen gehad,
onmiddellijk mijn ogen uit
met j’ allermooiste zwarte snuit …’

… Nou, je begrijpt, op dit geroep
had je al gauw een actiegroep,
die riep ‘Hee Koningin dat is me
je allerreinste rotrassisme!’

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

En kranten gingen óók aan ’t schrijven.
En Sneeuwpikzwartje die mocht blijven.


© Erven Elburg

Jan G. Elburg (1919-1992) was net als zijn mede-Vijftigers tuk op het spelen met taal. Zijn gedichten en zijn bundels met aforismen en absurdistische verhaaltjes getuigen ervan. In 1984 kwam hij op het idee het verhaal over Sneeuwwitje, dat beroemde sprookje van Grimm, naar eigen inzichten te berijmen. Het werden veertien strofen van vier of zes regels, en als toegift een distichon waarin kort en krachtig de afloop bekend wordt gemaakt. Elburg mocht een Vijftiger zijn die de experimentele stijl niet schuwde, hij kon in dit lichtere genre met maat en rijm ook vaardig uit de voeten.

Wie kent niet het sprookje van Sneeuwwitje, die volgens een toverspiegel de mooiste van het land is. Dit wekt de woede van haar stiefmoeder, de koningin. Die stuurt haar het bos in met een jager die haar dood moet schieten, maar dit is een brave man die medelijden heeft en haar laat lopen. Zo komt ze bij de Zeven Dwergen terecht, waar ze kost en inwoning krijgt in ruil voor huishoudelijk werk. De toverspiegel verraadt haar verblijfplaats en ondanks waarschuwingen van de verstandige dwergen heeft het naïeve kind niet door dat de jaloerse stiefmoeder in geraffineerde vermommingen haar moordpogingen voortzet. Als het met een verstikkend rijgkoord en een dodelijke kam niet lukt, lijkt ze met een giftige appel succes te hebben. Zelfs de toverspiegel weet niet beter of Sneeuwwitje is dood.  De bedroefde dwergen zien dat het dode meisje even mooi blijft als ze bij leven en welzijn was, en ze baren haar daarom op in een glazen kist. Dan komt er een prins langs die door haar schoonheid betoverd wordt en de kist met Sneeuwwitje mee mag nemen. Als ermee gestruikeld wordt, schiet het stukje giftige appel uit haar keel en herleeft Sneeuwwitje. Daar komt een bruiloft van, waarvoor ook de stiefmoeder wordt uitgenodigd, die er op gruwelijke wijze haar verdiende loon krijgt. Aldus, in grote lijn, het sprookje zoals de Gebroeders Grimm het in de 19e eeuw voor ons hebben opgetekend.*

Van dit sprookje bestonden al vele varianten, waaraan Elburg een heel nieuwe versie toevoegde. Hij zette het verhaal drastisch naar zijn hand. Dwergen, een glazen kist en een prins had hij niet nodig. De goedhartige jager verving hij door een agent van de Mobiele Eenheid, die onverbiddelijk de kogel afvuurt waarvan de koningin hem heeft voorzien. Elburgs Sneeuwwitje krijgt geen appel te eten maar een uilebal (braakbal waarmee de roofvogel zich ontdoet van onverteerbare resten van zijn prooi). Geen gewone uilebal, maar een Den Uylebal, waaraan de vorstin uit Avereest een giftige werking toeschrijft. Ach, Joop den Uyl (1919-1987), markant sociaal-democraat die als premier in 1976 de onaangename plicht had een koningin met haar omkoopbare prins te confronteren. Van zo’n Den Uylebal wordt het meisje vuurrood.
Kleuren spelen in dit sprookje al vanouds hun rol: Sneeuwwitje, zo vertellen de Grimmen ons, is wit als sneeuw, rood als bloed (haar blozende wangen) en heeft lokken zwart als ebbenhout. Elburg weet er, sabbelend aan zijn toverbal (grote knikker van zoetigheid die van kleur verandert als je erop zuigt) nog groen en blauw aan toe te voegen. Als het gifgroen van een bananenlikeur en de blauwe boon die de M.E.-er afschiet evenmin helpen, hakt de koningin de knoop door met het enige middel dat wel helpt. En als dan ook de pers zich ermee bemoeit, blijkt Elburgs sprookjesvariant een happy end te krijgen dat na bijna veertig jaren nog steeds actueel is.

Het gedicht is in de nagelaten papieren van Elburg (die nu in het Literatuurmuseum worden bewaard) aangetroffen in twee getypte versies, in een map met ongepubliceerde gedichten. De titel is toegevoegd, want beide versies missen die. In een ervan heeft Elburg allerlei veranderingen bijgeschreven, waarvan er maar één een noodzakelijke verbetering is (‘een M.E.’ i.p.v. ‘de M.E.’). En ‘werd’ past in de vijfde regel van het gedicht inderdaad beter dan ’was’. Deze twee correcties zijn overgenomen in de bijgaande publicatie van het gedicht (© Erven Elburg). De datering ‘okt 84’ staat alleen op dat blad met correcties en daarom is het mogelijk dat het gedicht oorspronkelijk van eerdere datum is.

 

* Grimm. Sprookjes voor kind en gezin. Volledige uitgave in nieuwe vertaling van de 200 sprookjes en 10 kinderlegenden verzameld door de gebroeders Grimm. Verschillende vertalers, Rotterdam [1973].

foto Elburg © Wikipedia

     Andere berichten

Klank en kleur van een taal

door Hans Franse   - Toen ik mij, nu 35 jaar geleden, wat definitiever had neergelaten in mijn Italiaanse ‘paese’, wist men in mijn...

Bij de rozen

door Rogier de Jong   ‘Zij zijn voor sterven en vergaan geboren,’ zo dacht ik vluchtig toen ik bij de rozen was. Maar schrok, en...

Gedichten over lesgeven

door Ko van Geemert     Van jongs af aan heb ik geen doktertje maar onderwijzertje gespeeld. We hebben het over de jaren...