LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Een poging tot reanimatie

30 apr, 2023
door Jan van der Vegt

Peter Buwalda greep in zijn Volkskrant-column van 14 april mij iets uit het hart. In het Engelse dagblad The Guardian stond een stuk waarin vijf romans van George Eliot werden aanbevolen. Romans uit de negentiende eeuw, waarover werd geschreven alsof de lectuur ervan vanzelfsprekend is! Vergelijk dat eens met de Nederlandse situatie. Wie zou romans van Van Schendel (dat is nog de twintigste eeuw) zo durven aanbevelen? Buwalda noemt er een paar, waaronder De waterman. Als ik de tien beste Nederlands romans moest noemen, was De waterman er zeker bij. In zijn gedicht Een brief aan een vriend verklaarde Marsman dat hij zoiets wilde schrijven: ‘een boek als De Waterman.’
Buwalda wijt de gebrekkige aandacht voor dode schrijvers aan het Van Dis-effect. Daar zit iets in. Van Dis vertoonde schrijvers en hij deed dat briljant. Daarvóór verschenen ze ook wel in het openbaar of op de tv, maar sindsdien buitelen ze over elkaar heen in de praatprogramma’s. Daardoor worden de dode schrijvers op achterstand gezet, want die zien wij niet disputeren, ze signeren onze aangekochte exemplaren niet meer, je kunt ze niet aanraken. Wat hebben ze hier nog te zoeken?
Tellen dode dichters mee, meer dan als naam? Wie leest nog Bredero of Vondel, De Schoolmeester of De Genestet, Boutens of Leopold? Of de nog steeds – en terecht – hooggeprezen Bloem en Nijhoff? Is hun werk te koop? Staat het nog in openbare bibliotheken?
Neem Hans Andreus. Ooit een van de meest gelezen dichters, wat na zijn dood in 1977 nog een aantal jaren zo bleef: zijn Verzamelde gedichten van 1983 (meer dan 1100 pagina’s dundruk) haalde in 2004 nog een zevende druk, maar daarna was het afgelopen. Van een bloemlezing uit zijn poëzie (Ik hoor het licht) zijn nog enkele exemplaren te bestellen. De poëzie van Andreus is uit de publieke belangstelling verdwenen.


Hans Andreus (1926-1977) was een van de Vijftigers, de roerige dichtersgroep die, geboren in de jaren ‘20 of vlak daarvoor, vanaf ongeveer 1950 de Nederlandse poëzie nieuw leven wilde inblazen. Over de Vijftigers Elburg en Lucebert heb ik hier al eens geschreven. Andreus probeerde vele versvormen en poëtische stijlen uit, maar een constante in zijn werk was het licht. Hij bezong in luchtige liedjes de verrukking ervan, zocht naar een mystieke vereniging ermee, verweefde het met de verbeelding in zijn liefdesgedichten. Maar hij was ondanks de luchtige kant van zijn werk een gekweld man wiens neurose, het schuldbesef de overlevende van een tweeling te zijn waarvan de ander prenataal het leven had gelaten, vorm kreeg in de heel bijzondere bundel  De sonnetten van de kleine waanzin (1957).
Aan deze 39 sonnetten is af te zien dat ze onder hoogspanning geschreven zijn, vaak tegen de traditionele vorm  in. Deze vorm was nodig om de emoties te beheersen tot aan de bevrijdende regels van het slot. Alleen al om deze bundel is Andreus een dichter van betekenis die het verdient gelezen te blijven.
Een bijzondere bundel is ook Syntropisch uit 1965. Opnieuw gaat het hier om het licht, maar nu vanuit het perspectief van de moderne fysica, en dat levert verrassende poëzie op. Ik citeer het Klein natuurwetenschappelijk chanson (p. 660):

Och, ware ik een foton
of ware ik een neutrino,
dan ware mijn rustmassa nul.

Dus als ik mij tegenhield
en stilhield,
dan verdween ik

uit matter-and-field
naar waar zelfs niets
is niets.


Fotonen zijn de deeltjes waaruit het licht bestaat, die zich met de lichtsnelheid voortbewegen, maar die geen massa hebben. Als ze tot stilstand komen, zijn ze er niet meer. Een neutrino is bijna net zo iets. Het is een van de paradoxen uit de fysica van het allerkleinste. Het volstrekt verdwijnen, zoals dat aan fotonen en neutrino’s is gegund, uit het ‘veld’ waarin al het bestaande, van een atoom tot het heelal, in werking is, is voor Andreus een metafoor voor de verlossing uit zijn psychische kwelling.

De titel van de bundel verwijst naar een ander natuurkundig begrip: entropie. Dit is de wanorde die ontstaat als energie zich vrij beweegt en die uiteindelijk leidt tot de volstrekte kou. Syntropie is het tegenovergestelde, het scheppen van orde.
Wie absoluut niets afweet van de moderne fysica en astronomie, zal de bundel met onbegrip doorbladeren, maar deze kennis is in onze dagen veel meer verbreid dan toen Syntropisch verscheen, en het is met Wikipedia bij de hand aanzienlijk makkelijker geworden je te oriënteren. Wie dat doet, zal verrast worden door de wijze waarop Andreus speelt met de begrippen zonder zich te verliezen in abstracties. Het heelal is alleen werkelijk te beschrijven in wiskundige formules, maar die heeft hij niet nodig. Antimaterie, deeltjes die er niet zijn als ze stilstaan, deeltjes die maar een paar honderd miljoenste delen van een seconde bestaan, de ondoorgrondelijke verbondenheid van tijd en ruimte volgens Einsteins relativiteitstheorie, het vermoeden van een nog hogere snelheid dan die van het licht (‘welk licht achter de hand / speelt dan vader en moedertje?’ p. 672), al de onvoorstelbaarheden en paradoxen eigent hij zich feilloos en intuïtief toe als metaforen voor emoties, existentiële vragen, of wat hij ook maar wil zeggen.
Andreus’ fascinatie voor deze zaken was na Syntropisch niet voorbij. In Holte van licht (1975) staat het gedicht Zwart gat, dat uitlegt dat dit een ster is die ‘in elkaar geploft’ is tot een punt waaruit geen licht ontsnappen kan. Verontrustend idee als je bestaan zo met het licht  verbonden is. Het eindigt dan ook met:

En het is gek, maar
wanneer ik wist
(ook al is het ver van huis)
waar het bleef, dat licht,
en wat er mee gebeurde,
dan voelde ik me ’n boel rustiger. (p. 916)

Het zijn gedichten van meer dan een halve eeuw geleden, maar ze zijn ook van deze tijd. Waarom zou Andreus niet blijvend gelezen worden, kortom: doorleven?

 

De paginanummers verwijzen naar: Hans Andreus, Verzamelde gedichten, Amsterdam 1983 (1e druk) / 2004 (7e druk).
Foto omslag biografie Hans Andreus, Jan van der Vegt (De Bezige Bij, 1983)

     Andere berichten

Klank en kleur van een taal

door Hans Franse   - Toen ik mij, nu 35 jaar geleden, wat definitiever had neergelaten in mijn Italiaanse ‘paese’, wist men in mijn...

Bij de rozen

door Rogier de Jong   ‘Zij zijn voor sterven en vergaan geboren,’ zo dacht ik vluchtig toen ik bij de rozen was. Maar schrok, en...

Gedichten over lesgeven

door Ko van Geemert     Van jongs af aan heb ik geen doktertje maar onderwijzertje gespeeld. We hebben het over de jaren...