LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Jaap Harten: Een camera van lentewind

27 aug, 2023
door Pieter Sierdsma

 

Jaap Harten (Blaricum, 1930Den Haag, 2017) groeide op in een middenklasse gezin. Zijn vader was importeur van VolvoTrucks. Tiener was hij tijdens de Bezetting, waarover hij heeft geschreven in de verhalenbundel Operatie Montycoat (1964). In het titelverhaal vindt zijn vage gevoel voor jongens een wat bizar kristallisatiepunt wanneer hij hoort dat een schoolvriend, die er met een Canadees vandoor was gegaan, uiteindelijk in de homo-scène van Parijs belandde. Een gevoel voor het theatrale heeft hij behouden in zijn belangstelling voor Berlijn en de wat bedorven ogende homocultuur daar (De getatoeëerde Lorelei ). Hij was zeer goed bevriend met de voor de oorlog gevierde Duits-Nederlandse actrice Else Mauhs. Aan wie hij een biografie wijdde, Else Mauhs, de ontvoering van een legende. Zelf heeft hij ook toneellessen gevolgd. Zijn grote belangstelling voor kunst en muziek werd later vastgelegd in het Jaap Harten Fonds, dat hij uit zijn geërfde middelen samen met zijn partner oprichtte. Deze stichting subsidieert vooral kunstprojecten en biografieën van componisten.

Toch is van de wereld van mannenliefde in de poëzie van Harten weinig te merken. In zijn eerste bundel Studio bij daglicht (1954) vond recensent Jan Boelens een scherp waarnemend dichter, die als een vorm van ontluistering een sneeuwstorm van beelden losliet, die teveel gevonden, gemaakt, waren. Maar het vinden van beelden die het wonderlijke van het bestaan ontvouwen is juist het talent van Harten. Als kind van de oorlog vindt hij de elementen terug in een nieuw helend verband.


Wanneer hij
de vogels niet had, zwermen
spiegelend in een globe
vol meren en rivieren
wanneer hij zijn woorden
niet meer spreken kon
om elementen te bergen
in de rest van zijn stem –

uit  Een zwerver en de oorlog


Uit het tegengestelde een nieuwe wereld maken met de geldigheid van een wonderlijke  maar mooie droom, dat doet Harten. Een verwant kunstenaar vond hij in de avant-garde aquarellist en graficus van na de Eerste Wereldoorlog Paul Klee:


Kijk maar naar alle kanten
Hoe de kleuren wandelen
Narcissen begroeien lenig
Het raam van de oceaan


uit  Klee 

De stijl van Harten versoberde gaandeweg tot een rustig parlando, maar die was toch minder doeltreffend dan de licht exuberante en treffende lyriek van bijvoorbeeld de bundel Beweging van het jaar. Hierin triomfeert de jeugd over de herinneringen aan de oorlog, die als een soort mythe bewaard blijft, overwonnen door de nieuwe seizoenen. Een goede karakteristiek van zijn gedichten gaf Ad den Besten, dichter, essayist en uitgever, die destijds jonge dichters als Campert, Kouwenaar en Buddingh een podium gaf. ‘Hij (Harten) heeft zich tot doel gesteld zijn verwondering over de gelijktijdigheid en gelijkruimtelijkheid van het ongelijksoortige, ongelijkmatige en ongelijkvormige mee te delen…. Beurtelings  herfstklaarte  en winterlicht….Hij is onmiskenbaar een natuurmysticus, die beschikt over  een niet alledaags  beeldend vermogen’. Als illustratie van die karakteristiek koos ik uit de bundel Beweging  van het jaar bovenstaande fragmenten en dit gedicht.


De maand mei halfstok

Wij schreven de tijd
nog met potlood
en bliezen onbezorgd
op twee vingers : het voorjaar
was een dier met snelle flanken,
op land en in de lucht.

Ritmisch als gitaarmuziek
galoppeerden de paarden,
steigerend met hete adem –
iedere morgen liepen wij
het weiland in onder een douche
met een gouden kruin.

De korenschoven
blakerden, de wilgen tjilpten,
iedere boom stond
in een groen harnas.
Wat wisten wij anders van oorlog
dan een verhaal ?

Wat wisten wij
wie bezig was wie te doden,
wat kenden wij anders
van het wapengeweld dan
de speer en het negermasker ?
Onze vader had geen litteken.

Toch herhaalde zich
alleen maar een oeroud feit,
destijds al opgemerkt door Vergilius
‘Zo ver Germanië reikt liep langs
de lucht een geluid van wapenen’
vertaalde mijn oudere broer.

Met enorme koppen
riepen de kranten, een telex-strook
vol dode namen tussen de vingers.
Mijn broer werd een kruis
ergens op de Grebbe.
Hij hees geen witte vlag.

 

Bronnen :
Jan Boelens, recensie Studio bij Daglicht, Roeping, 1955 (DBNL)
Jaap  Harten, Beweging van het jaar, A.A.M. Stols, Den Haag, 1960
Jaap Harten,  Operatie Montycoat, Den Haag, Querido, 1977
Jaap Harten, Wikipedia

     Andere berichten

Klank en kleur van een taal

door Hans Franse   - Toen ik mij, nu 35 jaar geleden, wat definitiever had neergelaten in mijn Italiaanse ‘paese’, wist men in mijn...

Bij de rozen

door Rogier de Jong   ‘Zij zijn voor sterven en vergaan geboren,’ zo dacht ik vluchtig toen ik bij de rozen was. Maar schrok, en...

Gedichten over lesgeven

door Ko van Geemert     Van jongs af aan heb ik geen doktertje maar onderwijzertje gespeeld. We hebben het over de jaren...