LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Hilde Keteleer – Mea culpa

13 nov, 2023

Tot spijt van wie het benijdt

door Marc Bruynseraede




Moet een mens geloven ? En zo ja, waarin dan? Of moeten we het geloof, als een soort van overgeërfde kerkelijke aanhorigheid, overboord gooien, omdat het weten ervoor in de plaats gekomen is. En als we dan dat roomse geloof achter ons gelaten hebben, moet dit ons dan spijten? Want de herinneringen eraan blijven onuitwisbaar in ons geheugen hangen en blijven deel uitmaken van wie we zijn. Maar spijt, ja, we hebben al van zoveel dingen spijt dat we op de duur één en al uit schuldbesef lijken te zijn opgetrokken. Het liefst zondigen we tegen datgene wat ons het dierbaarst is, namelijk de geliefden die ons ontvallen zijn en waaraan we nog wat goed te maken hadden of datgene wat ons het liefste is/was. Zoals, in dit geval, dat roomse geloof, als een veilig-afgebakende – en inmiddels afgeleefde – levensweg.

Die bedenkingen rond spijt en geloven maakten we ons bij het lezen van de gedichten van Hilde Keteleer, in haar jongste bundel Mea Culpa.
Hilde Keteleer (1955) is auteur, vertaler uit het Duits en Frans en schrijfdocent. Gedurende tien jaar was zij redacteur en redactiesecretaris van het literaire tijdschrift Deus ex Machina, waar ondergetekende de initiatiefnemende stichter van is en actief was in circa een even lange periode als Hilde Keteleer, vóór haar komst. Ik was dus wel benieuwd naar haar manier van schrijven en datgene wat ze te vertellen had.

In de bundel Mea Culpa gaan de gedichten over het achterom kijken. De dichteres wordt een dagje ouder en reflecteert over datgene wat voorbij is en nog tot de onvoltooid verleden tijd behoort. Ieder leven draagt immers een historie mee en die werkt door tot in het heden. We horen het de rector (van de universiteit Antwerpen) Herman Van Goethem nog zeggen: ‘Alles is verleden. Er is geen toekomst zonder verleden.’ Reflecteren over het voorbije doet Hilde Keteleer graag :

Voltooid leven

Voltooid, zeg je?
Hangt er maar van af hoe
je het beschouwt, rouw
doet rare dingen, dagvaardt
de achterzijde van vanzelf
sprekend en zwijgend.

Het is een dodeduifdag
in mijn hoofd vandaag, te bestrijden
zeg je. Vechtidioom, en
er helpt geen hechten aan.

Vergeefs staat er
op je paspoort een naam
die toch ooit van jou was.

Je staart er smekend naar, maar
er gaat geen haar anders liggen
en de vraag rijst:
is voltooid
een ambtelijk acceptabel distinctief?

Hilde Keteleer maakt een poëzie waar je stil van wordt, waarover je gaat nadenken. Zeer mooi beschreven, scherp observerend, met hier en daar wat onthechting, een rijmpje, alliteratie, een woordspelinkje of welgeplaatste metafoor en knappe syntactische constructies. Vakwerk, dus, gedichten die goed ineen zitten, die je graag leest:

Filterkoffie

Druppelend, traag en zwart –
twee vrouwen, mise en pli en hoed
die perfect weten hoe het moet:
wachten, ja nu is hij klaar, in een tearoom waar
op het formicablad een plastic bloem staat.

Jij voor het eerst in de stad,
de moeder van je moeder
en je moeder dames,
geen schorten sloffen sissende
pannen geur van vis op vrijdag.

Je hart nog kloppend
van sinterklaas en poppenwagens
zwarte pieten en de zeven zwanen
die eigenlijk prinsen waren.

De rust van witporseleinen koffiekopjes
langzaam gevuld met jaren.

Sigmund Freud schreef ooit dat melancholie veroorzaakt wordt door het verlies van een geliefd object. Het verdriet wordt verwerkt tijdens het rouwproces. De pijn slijt. Maar soms slijt dat slijten niet zo goed en blijft er een soort van nooit eindigende rouw hangen. En dat heet dan melancholie.

Niet alles is kommer en kwel in de poëzie van Hilde Keteleer maar soms een fijnzinnig-weemoedig vertoeven in het verleden. En daar waar plastic bloemen en formicabladen geen vertroosting bieden kan Kintsugi (de japanse kunst van het verlijmen van gebroken stukken) schoonheid brengen: ‘Hoe zichtbaar wil je verlijmd zijn / Van hoeveel spijt ben je optant / (…) Er is behoorlijk wat olifant / en nood aan een voorzichtige moeder / in de porseleinkast van onschuld’.

‘Spijt wijst ons erop dat het tijd is om stil te staan bij de manier waarop we leven’ zegt therapeute Rika Ponnet in verband met het boek en de podcastreeks van radiomaker Johan Terryn Tot onze grote spijt. Hilde Keteleer zegt in haar cyclus ‘Mea culpa, maal vijf’: ‘Hoe makkelijk mij achteloosheid / afging, hoe die wijd uitdeinend / als een feestjurk aan de kapstok / van mijn verwachting hing. (…) hoe heftig de schuld / me gegoten zat’. Dat is knap geformuleerd. Spijt kan diep snijden. Het kan moeilijk zijn om er afstand van te doen maar het is een heel nuttige emotie. Het helpt je om weloverwogen beslissingen te nemen.

Al zijn er mensen die liefst zo ver mogelijk wegblijven van spijt, toch zou het spijtig zijn, mocht U de lectuur van dit bundeltje daarom missen.

wat als
ik beter mijn stinkende best
had gedaan en veel
vlugger mijn vleugels

voor jou had gespreid
voor jou
dat vliegend tapijt
uit de kast had gehaald.

Toch maar doen, zou ik zeggen. Beter dàt dan het wit konijn uit de hoge hoed.
____

Hilde Keteleer (2023). Mea culpa. Uitgeverij P, 72 blz. € 19,00. ISBN 9789464757156

     Andere berichten

Jan Glas – Een mooi verhaal

Jan Glas – Een mooi verhaal

‘Nog één gedicht en ik ontplof’ door Hans Puper Jan Glas zorgt al voor kortsluiting voor je nog maar één gedicht hebt gelezen. De...

J. Heymans – Alsnog

J. Heymans – Alsnog

Gelaagd, als een lasagne van betekenissen door Marc Bruynseraede - - Heel aparte, bijzondere dichter is John Heymans (Den Haag 1954) die...