LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Bewering over het hiernamaals

7 jan, 2024
door Jan Loogman

 

Omdat mijn zus, een van mijn zussen, kortgeleden is overleden, denk ik aan de dood. Dat doet ook S.T. Baumgartner, in Baumgartner, de nieuwste roman van Paul Auster. Tien jaar geleden is zijn vrouw Anna overleden en al leeft hij sindsdien verder, haar afwezigheid is altijd bij hem. Laat op een avond, Baumgartner ligt al in bed maar slaapt nog niet, hoort hij ergens in huis een geluid. Hij gaat op onderzoek uit en vindt tenslotte de rinkelende telefoon in Anna’s werkkamer. Het is het rode toestel waarvan hij het nummer al jaren geleden heeft laten afsluiten. Als Baumgartner de hoorn van de haak neemt en tegen zijn oor houdt, hoort hij Anna. Ze vertelt waar ze is, in het Grote Nergens, ‘een zwarte ruimte waar niets zichtbaar is, een geluidloos vacuüm van nulliteit, de vergetelheid van de leegte. Er is geen contact met andere doden, en geen boodschapper van boven of beneden die je laat weten hoe het verder gaat.’

‘Ze kan niets zeker weten, zegt ze, maar ze vermoedt dat hij het is die haar in stand houdt in dit onbevattelijke hiernamaals,…’ Er zal, denkt Anna, op een zeker moment een einde komen aan deze toestand, ‘maar zolang hij leeft en nog aan haar kan denken, zal haar bewustzijn steeds weer door zijn gedachten worden wakker geschud.’ De diepe verbondenheid die tussen Baumgartner en Anna tijdens hun gezamenlijk leven bestond, bestaat ook in de dood nog. De levende houdt de dode ‘in een soort tijdelijk voorportaal tussen leven en niet-leven in stand.’

De materialisten die zeker wisten dat er geen hiernamaals is, hadden het mis, verklaart Anna, maar hetzelfde geldt ‘voor de christenen, de joden, de moslims, de hindoes, de boeddhisten en al die anderen met hun geloof in hun hiernamaals.’ Er is – kortom – een tijdelijke toestand na de dood waarin een dode dankzij een levende kan voortbestaan. Sterft de levende, dan eindigt dit voortbestaan van de dode.

Het is een troostrijke gedachte voor mensen die een geliefde ander door de dood zijn kwijtgeraakt. ‘O, als ik dood zal, dood zal zijn / kom dan en fluister, fluister iets liefs,’ smeekte Leopold. Zinloos, zou een materialist zulk gefluister tot een dode kunnen vinden. Afgaande op Anna’s verhaal ligt dit anders. Dankzij het denken (ach, en waarom dan niet ook het fluisteren of spreken?) van de nabestaande bestaat de dode voort.

Auster laat Baumgartner niet nadenken over de situatie die ontstaat als verschillende nabestaanden ieder op hun eigen manier aan eenzelfde dode blijven denken. Stel dat zijn Anna een geheime, voor hem niet bekende relatie met een ander had onderhouden en ook deze andere geliefde is na haar onverwachte dood aan Anna blijven denken. Bestaat zij dan in verschillende personen voort in het Grote Nergens? Ik vermoed van wel.

‘zolang ik er niet geweest ben / voel ik me niet geroepen / over het hiernamaals / iets substantieels te beweren…’ schrijft K. Michel. Een verstandige opmerking die ik naast me neerleg als ik aan sommige doden denk. Het is waar wat Koenraad Goudeseune heeft opgemerkt: ‘Niemand heeft ooit een kus van een vergaan gelaat gekregen.’ En toch voel ik soms de baardstoppels van een overleden vriend in mijn wang prikken en hoor ik de typerende aarzeling in zijn stem. Het Grote Nergens draagt iedere levende met zich mee en mijn baardstoppelige vriend bestaat voort in het mijne, maar zeker en vast ook in dat wat zijn vrouw met zich meedraagt.

Of ik veel aan mijn gestorven zus zal denken moet nog blijken. Haar vriendin zal haar zeker in allerlei situaties voor zich zien. Hun samenzijn lijkt voorbij, maar dat is getuige Anna’s verhaal maar schijn. ‘Ev’ry time I hear a sweet bird singing / I think of you and I, my love,’ zong Tom Paxton ooit en het refrein van het lied beluister ik als een beschrijving van de liefde na het sterven van de geliefde: ‘I will love you / when we are gone’.

 

afbeeldingen:
1. www.catharijneverhalen.nl
2. www.dutchtelephones.com
3. www.mostlybirding.com

     Andere berichten

Klank en kleur van een taal

door Hans Franse   - Toen ik mij, nu 35 jaar geleden, wat definitiever had neergelaten in mijn Italiaanse ‘paese’, wist men in mijn...

Bij de rozen

door Rogier de Jong   ‘Zij zijn voor sterven en vergaan geboren,’ zo dacht ik vluchtig toen ik bij de rozen was. Maar schrok, en...

Gedichten over lesgeven

door Ko van Geemert     Van jongs af aan heb ik geen doktertje maar onderwijzertje gespeeld. We hebben het over de jaren...