‘Alleen schrijven is voor mij niet genoeg, ik wil de poëzie ook graag uitdragen.’
door Jeanine Hoedemakers
Ria Westerhuis is geboren in 1959 in Oud-Avereest aan de Overijsselse kant van het grensriviertje de Reest. Ze verhuisde in 1980 naar de Wijk aan de Drentse kant. Ze schrijft sinds 2004 gedichten, liedteksten en verhalen zowel in het Nederlands als in de streektaal van de Reest. Ook schrijft ze gedichten in het “eRWeens”.
Ze publiceert in diverse tijdschriften en bladen. In april 2009 kwam Minnezinne uit, een bundel met erotisch getinte gedichten in het Drents, geschreven, samen met Delia Bremer en uitgebracht bij Stichting het Drentse Boek. Een uniek gebeuren in de streektaal. Minnezinne werd genomineerd voor de streektaalprijs van Dagblad van het Noorden. De bundel leverde dan ook veel publiciteit op. Met een optreden in “de Zomer draait door” (VARA) en diverse optredens bij regionale radio en tv zenders.
In februari 2011 kwam haar eerste solobundel Zundags goed uit bij Stichting het Drentse Boek. De bundel werd ook genomineerd voor de streektaalprijs van Dagblad van het Noorden. In 2013 bracht ze in eigen beheer de Nederlandstalige bundel Teugelloos uit, gevolgd door Nachtsleutel in 2015 en in 2022 Dwaalstroom, in de streektaal en in het Nederlands, wederom uitgegeven door Stichting het Drentse Boek.
Ria presenteert voordrachtavonden, werkt samen met kunstenaars, houdt zich bezig met poëzievertalingen en schrijft gedichten in opdracht.
Ze won diverse prijzen, oa. de Deventer poëzieprijs in 2013 en de Ommer Poëzieprijs in 2020, de Culturele prijs van Gemeente De Wolden in 2021 en in 2022 de poëzieprijs De Hunze.
–
–
–
Je vertelde me over een verzoek dat je aanzette tot gedichten schrijven. Het begon met een liedjeszanger die aan jou vroeg om een tekst voor hem te schrijven?
Dat klopt, ik kwam een muzikant tegen die gevraagd was om in de streektaal te zingen, hij wist dat ik opgegroeid ben met de streektaal en vroeg of ik niet wilde zingen. Niet dus, maar ik bood hem aan om een liedtekst te schrijven. Dat heb ik gedaan en uiteindelijk heb ik een stuk of zeven liedjes voor hem in de streektaal geschreven. Ik merkte dat je toch enigszins gebonden bent door de samenstelling van een liedtekst: coupletten, refrein en brug… Soms lukte dat niet helemaal en toen dacht ik: het is wel leuk als gedicht! Zo is het gekomen.
Je schrijft voornamelijk in streektaal. Kan ik concluderen dat de streektaal en alles wat erbij hoort je aan het hart ligt?
Ik schrijf niet voornamelijk in de streektaal. Ben daar wel mee begonnen, maar ik ben tweetalig en treed ook in de Randstad op. Daar doe ik altijd beide, en Nederlands en streektaal. Mijn laatste bundels die verschenen zijn, zijn ook gedeeltelijk in het Nederlands en gedeeltelijk in de streektaal. Het is wel zo dat ik misschien iets makkelijker in de streektaal schrijf als de onderwerpen over vroeger gaan of over de streek waar ik geboren ben. Want inderdaad, ik ben wel verknocht aan deze streek. Vaak zeg ik: ‘Ik lig nog steeds geworteld met de benen in Overijsselse grond, maar met mijn hoofd op het kussen in Drenthe, en mijn lijf een beetje zwevend boven de Rest!’
–
Met mien scharpste nagel
maak ik kleine krassies
in oen hals, een speur
van oor tot sleutelbien
de greins van wel of niet
oen kin trilt
as oen geweten
het mag niet
wat ie het liefst zullen willen
het samensmölten van
vriend en vijand
het binnendringen
van oen sergeant-majoor
in mien bezet gebied
Je bedacht ook het eRWeens en vertelde me wanneer je deze nieuwe taal inzet en waarom. Ik denk dat er een hoop lezers nieuwsgierig zullen zijn naar je antwoord. Immers, waarom bedenk je er een taal bij daar de Nederlandse taal al zo rijk is.
Het is ontstaan toen ik begon met liedteksten schrijven, waarom weet ik niet eens meer. Maar op een gegeven moment had ik een gedicht dat ging over een vrouw die een miskraam krijgt. Dat was te wrang vond ik in het Nederlands of de streektaal. Daar was het eRWeens heel geschikt voor. Ik gebruik het ook vaak als ik een samenwerking met kunstenaars aanga. Bij verschillende projecten werden de door mij ingesproken gedichten dan in een installatie gemonteerd en afgedraaid tijdens de exposities. In mijn beleving sprak men vroeger het eRWeens toen Engeland en Nederland nog enkel gescheiden waren door de Doggersbank. Nomaden trokken daarnaartoe en woonden er enige tijd. Zij namen talen mee uit verschillende landen. De mengelmoes die er ontstond, dat is in mijn beleven het eRWeens.
Je groeide op in Overijssel, in het gebied De Reest; in dat gebied woon je nog steeds, alleen nu in Drenthe. Hoe zit dat precies en welke invloed heeft deze streek op je poëzie?
Ik ben 400 meter van de Reest geboren in Overijssel en woon nu zo’n 8 kilometer verderop weer zo’n 400 meter van de Reest, maar aan de andere kant in Drenthe. Eigenlijk hoorde het Overijsselse stuk heel vroeger bij Drenthe. Maar ooit is de Reest de natuurlijke grens geworden tussen beide provincies. De taal is hetzelfde gebleven en aan beide kanten van de Reest wordt dezelfde taal gesproken. Daarom noem ik het altijd ‘de streektaal van de Reest’.
Je wordt met enige regelmaat uitgenodigd om te komen voorlezen. Soms krijg je dan behoorlijk wat tijd. Hoe kleed je jouw voordrachten in om de aandacht vast te houden en het publiek te boeien?
Als ik bijvoorbeeld 2x30minuten voordraag op een vrouwenavond, dan kijk ik eerst naar hun interesses en wat men het liefst wil, streektaal of Nederlands. Is het hier in de streek dan wordt vaak de voorkeur gegeven om af te wisselen, dus zowel een gedeelte in het Nederlands als in de streektaal. Ik begin dan met gedichten over mijn geboortegrond en jeugd. Daarna vaak een verhaal. Ik schrijf namelijk ook zo nu en dan een kort verhaal en dat is mooi om mee af te wisselen op zo’n avond. Dan weer een blokje poëzie. Tussendoor is er dan een pauze. En daarna worden mijn gedichten steeds wat vrolijker en soms ondeugender. Er moet in elk geval ook humor in zitten! Het kan ook zijn dat ik een muzikant meeneem, dan doen we om en om en spelen op elkaar in qua onderwerpen of doen iets samen.
Je schuwt ook de erotiek niet in je gedichten.
Ja dat klopt, maar het ligt er wel aan waar en voor wie ik optreed. Soms wordt er uitdrukkelijk gevraagd om dat genre niet te doen. En je moet er ook voor zorgen dat het niet aan je blijft hangen. Samen met Delia Bremer heb ik Minnezinne uitgegeven, erotische gedichten in de streektaal. We hadden er veel succes mee, zijn ook te gast geweest op de landelijke tv bij o.a. Spuiten en Slikken en de Zomer draait door. De bundel is meer dan 1500 keer verkocht en we reisden het hele land door. Mooie tijd. Maar de laatste tien jaar treden we niet meer zo vaak op samen. En ik draag ook niet zo vaak meer de erotische gedichten voor, heb inmiddels een heel scala aan onderwerpen. Maatschappijkritisch, min- en onmin, natuur, afscheid, en af en toe ook enige abstracte gedichten. Daar houd ik zelf wel van, dat het publiek ze niet helemaal begrijpt, maar de strekking wel. Eigenlijk net als bij het eRWeens.
–
Sei sit eh mak se dore dig
felt krampe in heur bow
se kin dah sei verwag
sel kom al feul te froh
et golf eh stikt et laikt
wohl zistig scarpe misse
eh ah sei toe umdale kik
lait da ne bonke bloud
sei skrik eh beul so har
se neibar ken it heare
hy tilt heur in se beddestai
skoon alle flekke beire
slut rah ne flanke krois
eh burrys heur unfuldraege kin
ah war syn bloudje aige
Je won verschillende prijzen. Wat doet dit met je als dichter?
Best veel! Een blijk van waardering. Schrijven is een eenzaam gebeuren, vele uren achter je beeldscherm zittend. Schrijven is wrijven, schuren en polijsten. En dan kun je het zelf goed gelukt vinden, bij een ander komt het wellicht anders over. Een prijs geeft je dan het gevoel: ‘dit heb ik toch mooi gedaan!’ Maar eigenlijk vind ik het nog mooier als iemand van mij een gedicht gelezen heeft dat ontroert en mij dat meldt. Ik ken mensen die een afscheidsgedicht dat ik op een kaart heb laten drukken nog steeds op een zichtbare plek in de kamer hebben staan. Als een gedicht mensen raakt dan raakt mij dat als schrijver ook!
Je benadrukte dat je ook Nederlandse gedichten schrijft. Doe je dit als een soort compromis voor de lezers die de streektaal niet beheersen?
Nee, ik schrijf zoals ik hierboven al meldde niet alleen in de streektaal maar ook in het Nederlands. Ik ben tweetalig. Soms word ik gevraagd om ergens iets over te schrijven en dan ligt het er maar aan wat de opdrachtgever wil. En het is ook maar net waar ik over wil schrijven. Ik geef de laatste tijd meer de voorkeur aan het Nederlands. Ook echte podiumgedichten schrijf ik meestal in het Nederlands. Een enkele keer leent een gedicht zich ervoor om in beide talen te schrijven. Ik ben nu bezig met een bundel gedichten bij foto’s van vogels van glas door een bevriende kunstenaar gemaakt. Hij is vorig jaar overleden. Het wordt een eerbetoon aan hem. Hij sprak niet in de streektaal, dus wordt de bundel Nederlandstalig.
Zit het taalgevoel je in de genen? En hoe zit het met zingen?
Zingen maar niet, enkel keertje parlando. Mijn oudoom en ook mijn vader schreven gedichten op rijm. Als er een bruiloft was schreven ze de levensgeschiedenissen van het bruidspaar in een rijmend gedicht. Dus het zal wel ergens latent aanwezig zijn geweest, maar je moet er wel mee in aanraking komen om het verder te ontwikkelen.
–
Elke dag moest ontdekt worden
zonder draadloos vernuft
onze oren waren zo goed dat we de stilte
in de verte konden horen
–
we legden onze tere meisjesziel in handen
van onhandige knapen
die niet wisten waar ons hart zat
ademden de waarheid met onze ogen
tot alle ruimte werd ingenomen
–
we waren eenzamer in onze vrijheid
maar vrijer in ons bewegen dan nu
want niemand kon ons vinden
niemand trok ons spoor
–
we waren altijd daar waar we wilden zijn
met de zon van gister in de rug
fiksten dingen met elkaar zonder hulplijnen
vormden een keten, die verbroken werd
doordat onze kleren niet meer pasten
bij de stroming van de tijd
Er zijn er nogal wat poëziepodia in Nederland zowel als in België? Ga je daar vaak naar toe?
In de tijd van Minnezinne trokken we er wel op uit naar verschillende podia in het land. Nu is Amsterdam nog overgebleven met twee podia waar ik graag kom, een enkele keer Haarlem, Groningen, Zwolle of Leeuwarden. Gelukkig komen er in Drenthe en Overijssel, dus wat dichter in de buurt weer een paar podia bij. En ik heb zelf een podium in Ommen een aantal keren per jaar.
Lees je de poëzie van andere dichters? Zijn er dichters waarmee je verwantschap voelt?
Als allereerste J.C. Bloem, prachtig! De sfeer van zijn gedichten trekt mij aan. Beetje somber hier en daar maar altijd zijn daar een paar rake strofes die blijven hangen, die je niet meer vergeet.
Ik mocht een keer op het podium staan met Ivo de Wijs, J.J. Pieters en Johan Hoogeboom in het theater van Meppel. Dat zijn echte ervaren light verse dichters. Ik was onderdeel van hun programma en zodoende moest ik ook snel schakelen om een gedicht voor te dragen met een bepaald thema. Want dat was niet voorbereid. Het ging me best goed af. En dan komen de diverse onderwerpen waarin ik dicht goed van pas. Een mooie ervaring. Maar hoe deze vakmensen het brengen: schitterend.
Van de huidige moderne dichters spreekt Babs Gons me aan.
Wat verwacht je van jezelf waar het je poëzie betreft en stel je diezelfde eisen ook aan andere dichters?
Ik probeer zoveel mogelijk uit het hoofd te doen, maar dat kan eigenlijk alleen maar als je niet zoveel hoeft voor te dragen. Het is net als met toneelspelen, als je de tekst kent kun je het ook beter voordragen, nuances erin aanbrengen, timen enz. Wat andere dichters doen… ik keur het niet af als iemand van zijn/haar smartphone voordraagt maar zie ze toch liever uit een bundel voordragen. Je goed voorbereiden is het belangrijkst. Niet te kort, maar zeker niet te lang voordragen. Dat is een fout die vooral beginnende dichters maken.
Wat zijn je toekomstplannen? Blijft het bij poëzie of waag je je nog eens aan een roman?
Nee, aan een roman begin ik niet. Misschien nog een kinderboek ooit. Ik organiseer ook avonden en middagen met muziek, poëzie, en verhalen. Dat vind ik leuk om te doen. Ik doe dan ook de presentatie. Verder zou ik gewoon lekker willen blijven optreden. Alleen schrijven is voor mij niet genoeg, ik wil de poëzie ook graag uitdragen. Ook zo dat mensen die niet van poëzie houden achteraf zeggen: ‘Ja, als dit poëzie is dan vind ik het wel leuk!’
–