LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Daniël Dee – Steeds weer dat schommelend gemoed

30 aug, 2024

‘ik verlang terug naar het beestachtige bestaan’

door Jan van Gulik




Over de bundel Monsterproof van Daniël Dee schreef recensent Bouke Vlierhuis in 2010 dat dichter Dee uitblinkt in zijn ‘echtheid’. Veertien jaar later kan ik hetzelfde zeggen bij mijn lezing van zijn nieuwe bundel Steeds weer dat schommelend gemoed. Als ik de bundel in versregels kon vangen dan koos ik de twee laatste regels van het gedicht ‘Mocht je dat willen’ op pagina 23 van de bundel: ‘Dan fluister ik perversiteiten in je oor / die niet thuishoren in poëzie’. Dee schuwt het taboe niet. De smerigheid en geilheid klinken door zijn gedichten, meestal door een verbitterde en verouderde ik-figuur die smacht naar een ommekeer. Terug naar een tijd waarin de vrouwen aan zijn voeten lagen. Terug naar een tijd waar de dood nog niet aan de deur klopte. Terug naar een tijd waar ‘simpelheid’ (p.14) heerste, waar nieuw verdriet zich nog niet op oud verdriet heeft gestapeld (p.10). Het zijn klassieke thema’s die Dee door zijn ongenuanceerdheid toch tot leven weet te wekken, bijvoorbeeld in onderstaand gedicht op pagina 24 van de bundel.

Niet al te menselijk s.v.p.
ik heb last van deze al te menselijke vorm
en de eisen die eraan wordt gesteld
slechts oppervlakkige schijnvertoningen
waar geen sterveling aan kan voldoen

ik verlang terug naar het beestachtige bestaan
van hiervoor als een zwijn wroeten in de aarde
naar de geurigste truffels woelen als een welp
die droomt tussen de voorpoten van zijn moeder

rollebollen ravotten vogelen dollen dartelen
met de zon als onze getuige niet de zorgen

want heb je ooit gezien hoe slakken paren?
dat wil ik! en niet deze werkelijkheid

waar haat wordt gepredikt
door te beweren dat hij liefde is

[p.24]

De titel van het gedicht, ‘niet al te menselijk s.v.p.’, is een eerste signaal van de weemoed. De afkorting s.v.p. is van een formele eenvoud die past bij een tijd waarin men weinig met elkaar interacteert. Een tijd waarin men, zoals Dee ironisch schetst in het gedicht ‘Boe noch bah’ (p.19), een aankoop kan doen in een winkel zonder een woord met de kassamedewerker te wisselen, slechts door het wapperen met de pinpas. Deze scène past bij wat Dee in de eerste strofe van het bovenstaande gedicht ‘oppervlakkige schijnvertoningen’ noemt. Het wapperen met de pinpas, zelfs het knikken naar de kassamedewerker, houden de schijn op dat het om twee organismen gaat, om twee interactoren.

Weg met de regelmatigheid, weg met de preutsheid, predikt Dee. Hoewel ik het woord ‘prediken’ beter niet in de mond kan nemen, aangezien religieuze interpretaties van zijn gedichten dikwijls worden afgewezen, lees bijvoorbeeld het titelloze gedicht op pagina 10. De religie blijkt in Steeds weer dat schommelend gemoed geen invulling van de bevredigende zingeving. Het is het ‘rollebollen ravotten vogelen dollen dartelen’ dat we lezen in het bovenstaande gedicht. Deze op het oog simpele behoeftes, die de dichter knap doet rinkelen door assonantie en alliteratie, streeft de ik-figuur na. Die wenst ‘het beestachtige bestaan’. In veel van de gedichten van Dee wordt verlangd naar dit bestaan van simpele behoeftes, onder andere seksueel genot.

Het beestachtige bestaan blijkt moeilijk te realiseren in ‘deze werkelijkheid’, zo interpreteer ik het slot van bovenstaand gedicht. De simpele liefde, het dartelen bijvoorbeeld, verliest het van de haat, het langs elkaar heen leven, het wapperen met de pinpas. In deze bundel verlangt een ik-figuur naar deze simpele liefde, dit beestachtige bestaan. Het blijft echter bij een verlangen, een droom. De ik-figuur fantaseert, denkt zich wilde avonturen in. Wat als ik net als vroeger een vrouw het bed in zou krijgen? Gehandeld wordt er nauwelijks. Het gemoed schommelt tussen verlangen en werkelijkheid.

Zoals ik al stelde, speelt seksualiteit een belangrijke rol in het beestachtige bestaan dat Dee schetst. Deze fixatie op vooral de verkenning van de seksualiteit past goed bij de weemoed die uit de gedichten spreekt. Het levert af en toe ingrijpende inzichten op in het leven van de weemoedige, de naar-de-dood-lever die weet dat de fijnste tijd verstreken is. Een mooi voorbeeld vind ik het gedicht ‘Klaar nu, af, lig, basta, ga je moeder lastigvallen’ op pagina 16. De ik-figuur heeft ‘het nu wel even gehad met ziekte, verval en dood’. Het gedicht eindigt met een smeekbede die een ontroerend inkijkje geeft in de radeloze ik-figuur: ‘Liever een potje strippoker? Ook goed. Wat jij wilt, // ik ben er voor in.’

De ontroerende toespelingen op de seksualiteit door een weemoedige ik worden afgewisseld met iets wat ik ‘sportkantinehumor’ zou willen noemen. Het ongenuanceerde verliest naar mijn mening zijn schoonheid wanneer de ik-figuur bijvoorbeeld hoopt dat de minirok van een jonge vrouw omhoogkomt: ‘Wind! / Doe je werk’ (p.31). Ik betrap Dee vaak op dit soort flauwigheden, die de ik-figuur overigens wel een wat aandoenlijk karakter geven. Zo spreekt de dichter van een ‘kutje op afroep’ en rept hij lollig over een pikante ansichtkaart aan een minnaar: ‘verder is de huwelijksreis prima vol te houden’. Hier moet u van houden.

Steeds weer dat schommelend gemoed is een bundel waarin klassieke thema’s als weemoed, liefde en dood kleur krijgen door een dichter die durft. Dee tuigt een ik-figuur op die de smerigheid niet schuwt, zelfs omarmt. De ik-figuur vindt een uitweg voor verdriet in verlangen naar het beestige bestaan, een jong leven waarin de liefde vooral de seksuele relatie betreft. De ongenuanceerde en concrete taal van de dichter maakt hem eerlijk, geloofwaardig. Je voelt mee met de aandoenlijke ‘ik’, die, als hij daadwerkelijk succes wil boeken in de liefde, een cursusje vrouwvriendelijkheid kan gebruiken.
____

Daniël Dee (2024). Steeds weer dat schommelend gemoed. Studio Kers, 54 blz. €17,50. ISBN 9789491835438

     Andere berichten

Erik Lindner – Hout

Erik Lindner – Hout

Koud door Peter Vermaat - - ‘In de gedichten van Erik Lindner gaat het om het veraanschouwelijken. Er wordt niets beschreven of...