LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Voetballende dichter

17 sep, 2024
door Ko van Geemert

 

In de tijd dat ik op de lagere school zat, jaren vijftig, begin zestig, was ik zo vaak als mogelijk buiten, op straat, voetballen. Op een gegeven moment zeiden mijn ouders, die trouwens zelf geen enkele belangstelling voor voetbal hadden: ‘Die jongen moet op een voetbalclub.’
Dat werd het kleine broertje van Ajax: OVVO in de Watergraafsmeer, Op Volharding Volgt Overwinning, de club van Cootje Prins en Sjakie Swart, in 1915 gesticht, in 1994 gefuseerd met Animo ’86, in 2002 verdwenen.
Ik bleef er maar kort. Mijn interesses veranderden en van voetballen kwam niets meer.

Tot ik eind jaren zestig mijn vriendin leerde kennen. Ze kwam uit een zeer sportieve familie, haar broertje werd beroepsvoetballer (bij AZ en Vancouver Whitecaps), zelf was ze een van de eerste vrouwelijke voetbalscheidsrechters.
En ze haalde me over, ze woonde in Purmerend, om bij Purmersteyn te komen voetballen, haar vader was er voorzitter. Dat bleek ontzettend leuk te zijn, vooral ook door het contact met medespelers, met beroepen waar ik niks van wist: bloemist, slager (de oom van de broertjes Koeman), timmerman, vrachtwagenchauffeur (een boom van een vent die me beschermde tegen al te ordinair schoppende tegenstanders), melkboer en een echte boer.

Intussen was ik gedichten gaan schrijven; poëzie en voetbal was in die tijd geen gewone combinatie, Hard gras zou nog een jaar of twintig op zich laten wachten, gelukkig hadden we al wel de onvolprezen Nico Scheepmaker en Kees Buddingh’. Mijn belangstelling voor voetbal en sport in het algemeen zou in 1996 leiden tot de publicatie van mijn bloemlezing Hi-Ha-Hondelul [nog zonder n] en andere sportpoëzie, bij uitgever Thomas Rap.
Ik stuurde mijn gedichten met wisselend succes naar allerlei tijdschriften, en ook naar het KRO-radioprogramma Schrijvers op zondag, van eindverantwoordelijke, dramaturg Louis Houët en presentator Jan van Kampenhout, die me uitnodigde voor een opname in de studio. Het zal in 1976 geweest zijn, misschien ’77. Waar de opname plaatsvond, weet ik ook niet meer precies, maar hoogstwaarschijnlijk in de roemruchte KRO-studio in de Hilversumse Emmastraat, die ruim 60 jaar (1938-1999) dienst heeft gedaan.
Wel herinner ik me nog een klein dispuut met de perfect articulerende Van Kampenhout over de uitspraak van het woord ‘namiddag’ in het navolgende gedicht:

MAN MET GLAS

hier zou ik over willen schrijven:
als je maar oud genoeg wordt
word je de man
die daar zit
met glas

hij glimlacht
tegen de krant
en langzaam
verdraait hij proporties:
het vele verkleint
het weinige wordt
onhandelbaar groot

ik reduceer hem
tot een vereenvoudigd mens
en zie in hem
de man die leeft en sterft
in een namiddag van gedachten

Ik legde de klemtoon op mid: namiddag, hij zei dat het namiddag moest zijn, waar hij natuurlijk gelijk in had, maar wat ik niet vond passen bij het ritme van het gedichtje.

Zoals de titel van het radioprogramma al aangaf, zou het uitgezonden worden op zondag, en dan voetbalde ik.
Nu bleek de uitzending precies te vallen in de rust. Ik sloop stiekem weg naar de auto van mijn vriendin, waar ik naar de radio, naar Hilversum 1, kon luisteren.

Niemand heeft geweten dat achter de vermoeide middenvelder een heuse dichter schuilging. Maar ook zonder deze kennis vond men mij maar een rare snuiter. Op een gegeven moment waren een paar medespelers naar mijn vriendin toegekomen met de vraag of ik misschien homo was.
‘Hoezo,’ had ze gevraagd. ‘Nou,’ verklaarden ze, ‘altijd als ie een slechte bal speelt, zegt ie: Sorry!
Ik moet me vaak verontschuldigd hebben.
Voetballen doe ik al lang niet meer.
Dichten nog wel.

 

afbeelding Pixabay

 

     Andere berichten

De motregen van de ironie

door Rogier de Jong   Onze zuiderburen doen over het algemeen niet moeilijk over grote gevoelens. Over grote woorden trouwens ook...

Tenzij er klachten komen

door Jan Loogman   …we spreken af / dat we in een geluid het niet gevoerde gesprek herkennen / de hulp waar niet om werd gevraagd… Op...