door Hans Puper
Erik Brus (samenstelling), Vaan nu. c.b. vaandrager met andere ogen
Het is vijfentwintig jaar geleden dat C.B. Vaandrager overleed. Ter gelegenheid daarvan heeft Erik Brus de bundel Vaan nu samengesteld met ‘bijdragen van dichters die toen hij nog leefde al door hem beïnvloed werden, en schrijvers en dichters die zich door hem anno nu laten inspireren.’ Die invloed geldt zonder enige twijfel voor dichters als Bert Chabot en Jules Deelder – die overigens niet heeft meegewerkt aan de bundel -, maar dat blijkt niet echt uit de opgenomen gedichten: dat zijn vooral hommages in de stijl van Vaandrager. Daarnaast heeft Brus een aantal nog niet gebundelde gedichten van Vaandrager zelf opgenomen en enkele literair- historische artikelen; hijzelf verzorgde een uitstekende inleiding, onder andere over Vaandragers huidige invloed.
Hij zegt terecht dat Vaandrager vooruitliep op zijn tijd door zijn ‘grenzeloze en multidisciplinaire levensgevoel dat nu vanzelfsprekend is geworden’ en dat hij de grenzen van de literatuur trachtte te verleggen door verbinding te zoeken met de ‘pop- en mediacultuur van zijn tijd.’ André ’t Hart laat zien hoe dat in zijn werk kon gaan: zijn artikel gaat over Vaandragers samenwerking met de soulzanger Teddy Treurniet, die met hem optrad in het roemruchte tv-programma ‘Hoepla’ en een nu nauwelijks nog voorstelbare opschudding veroorzaakte door Vaandragers tekst ‘I’m a sexman’ in te zetten: ‘I like it hot, / I’m a sexman. / I’m a social worker. ( … )’. Ook op papier zie je die verbinding. Alek Dabrowski memoreert in zijn artikel de relatie met hip-hop in Vaandragers laatste bundel, Sampleton (1990).
Het is echter de vraag of Vaandrager nog veel wordt gelezen. Voor velen is hij de man van één gedicht: ‘De kroketten in het restaurant / zijn aan de kleine kant.’ (Uit de Madurodamreeks in Gedichten (1967)). Dat is ook het enige gedicht dat Pfeijffer in zijn recent verschenen bloemlezing heeft opgenomen, terwijl hij per dichter toch een maximum van twaalf hanteerde. Het ligt natuurlijk voor de hand dat een van de opgenomen dichters naar de kroketten verwijst. Ramona Maramis schreef ‘Groot kan natuurlijk ook’:
Mijn ogen zijn aan de grote kant
voor de puntzak met friet XL
die ik kreeg van suikeroom
Gelukkig was mijn mond goed gestift
in de kleur passend bij de mayonaise-emmer
In het Nieuw Groot Verzenboek van Jozef Deleu komt Vaandrager in het geheel niet voor en in Dichters uit de bundel van Chrétien Breukers en Dieuwertje Mertens alleen met het gedicht ‘Madurodam’.
Vaandrager was een fenomeen. De ontwikkeling van zijn poëtica is niet uniek, wel de kracht waarmee hij die uitdroeg. Aanvankelijk ging hij net als zijn ‘mede-bendeleden’ Sleutelaar, Armando en Verhagen uit van het neutraal, feitelijk en onvervormd weergeven van de werkelijkheid: op straat gehoorde dialogen, straattaferelen, readymades et cetera. Maar heb je dan de werkelijkheid te pakken? De gedichten blijven persoonlijk: het is de dichter die de feiten selecteert en rangschikt en het omzetten in taal verduistert het zicht op de naakte werkelijkheid. Dit is de context waarin hij politierapporten citeert in zijn bundel Gedichten. Die rapporten bestaan uit feiten, maar ze zijn ook gebaseerd op getuigenverklaringen. En hoe integer getuigen ook kunnen zijn, hun waarnemingen zijn meestal fragmentarisch – het zijn net mensen. In het reëel bestaande ‘politieboek’ vond hij ook goede raadgevingen. Soms kun je die lezen als een poëticale uitspraak: ‘Geef u rekenschap van de situatie. / Laat de situatie zoveel mogelijk onveranderd.’ (Mijn opmerkingen over de poëtische ontwikkeling van Vaandrager heb ik gebaseerd op het artikel ‘Feiten zijn van belang’ van Bertram Mourits).
Velen herinneren zich Vaandrager nog slechts als de cultfiguur, de junkie-dichter die zijn laatste jaren sleet als zwerver. Hij verdient veel meer. Het is te hopen dat Vaan nu bijdraagt aan een hernieuwde belangstelling.
***
Vaan nu. c.b. vaandrager met andere ogen (2017). Samenstelling: Erik Brus. Studio Kers, 127 blz. € 18,95.
Jozef Deleu (red.), Het Liegend Konijn 2017 / 1.
In het eerste Liegende Konijn van 2017 heeft Jozef Deleu vijfendertig dichters een plaats gegeven, onder wie zes die nog geen bundel hebben gepubliceerd: Tina van Baren – gedichten van haar stonden ook in het eerste Konijn van vorig jaar- , Chris Ceustermans, Iduna Paalman, Bert van Raemdonck, David van Reybrouck en Laurine Verweijen. Ook bekende dichters als Abdelkader Benali, Annemarie Estor en Peter Holvoet-Hanssen kregen een plaats. Het is opnieuw een aantrekkelijke, gevarieerde bundel geworden – ik word eentonig, maar in dit geval is dat helemaal niet erg.
In zijn inleiding houdt Deleu een hartstochtelijk pleidooi voor poëzie. Dat blijkt nodig te zijn: poëzie wordt steeds meer naar de marges van de samenleving gedrongen. De laatste twee alinea’s:
‘Ik beschouw het bestaan van dit blad als een daad van verzet tegen de onverschilligheid en het gebrek aan visie van de politieke overheden die in onze landen belast zijn met de zorg voor onze kunst en cultuur.
Het Liegend Konijn is door zijn compromisloze engagement voor de poëzie ook een ‘wit konijn’ geworden. Het mijdt iedere bedrieglijke lichtbak en blijft in alle vrijheid en onafhankelijkheid de onbegrensde ruimte van poëzie verkennen’.
Ik ben het daar van harte mee eens.
Tijl Nuyts (1993), genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs voor zijn bundel Anagrammen van een blote keizer (en wat mij betreft wordt hij de winnaar), neemt een zeer opvallende plaats in met een reeks van tien gedichten: ‘Toerist’. Deze reist met de Brusselse metrolijn 5, waaraan het station ligt waar in maart 2016 een van de aanslagen werd gepleegd. De namen van stations zijn gekoppeld aan fasen die een soefi moet doorlopen in de zoektocht naar zijn god, zoals ‘berouw’, ‘onthouding’ en ‘geduld’. Die fasen worden stations genoemd. (Voor de duidelijkheid: het soefisme staat recht tegenover het moslim-extremisme).
Van een ongecompliceerd recht-op-en-neer-engagement is bij Nuyts geen sprake. De toerist is ‘s zomers bezig ‘met de eieren die werden achtergelaten door steden die stierven’ – geschiedenis dus, of in ieder geval niet de actualiteit. ‘Andere dichters hangen in dat seizoen met snoeren en slangen / aan de acute actualiteit: een beademingstoestel / dat wereld naar binnen pompt.’
Bij Iduna Paalman (1991) ligt het anders. Zij is heel direct, en wel op een sarcastische manier. Van een ‘acute actualiteit’ is hier geen sprake: wat zij beschrijft bestaat helaas al een tijd en is voorlopig nog niet verdwenen. De eerste en laatste twee strofen van ‘Ruimte’:
Ruimte-innemers: Lidl, Gamma, Leen Bakker.
Enorme parkeerplaats.
Mensen met domheid geslagen.
Kopen en laden en laten
nabezorgen vragen of het
een witte chauffeur mag zijn.
( … )
er is één televisieploeg die het ze
nog wil vragen, waar ze bang voor zijn
een vrouw zegt: ik weet niet hoor maar
kijk om u heen
de vreemden nemen over
onze huid het enige
om ons nog in te verschuilen.
Niet alle gedichten zijn uit het nest geroofd. Twee van de drie gedichten die Deleu heeft opgenomen van Tim Pardijs, komen uit zijn debuutbundel Dromen die aarde openbreken (2016) – aantrekkelijke gedichten, daar niet van. Een slordigheidje, denk ik. Het zij Deleu vergeven: het is een enorme prestatie om twee keer per jaar zo’n bijzondere bundel uit te geven.
***
Het Liegend Konijn 2017/ 1. Tijdschrift voor hedendaagse Nederlandstalige poëzie (2017). Redactie Jozef Deleu. Polis, 266 blz. € 20,00
Luis Felipe Fabre, Verdachte omstandigheden
Hoe betrokken je ook bent, je kunt je toch doodergeren aan geëngageerde poëzie. Dat geldt ook voor de Mexicaanse dichter Luis Felipe Fabre (1974). De tweede afdeling van zijn bundel Verdachte omstandigheden (vertaald door Merijn Verhulst) heet ‘Kort register van enkele kunstzinnige gebeurtenissen en andere huiveringwekkende aangelegenheden.’ In het derde gedicht vind je passages als: ‘Maar / waar ze gevoelig voor zijn / daar zijn ze ook echt gevoelig voor: ik ken // hun goede bedoelingen door en door: hun didactische / neigingen, hun therapeutische / verlangens: de aandrang die ze voelen / om ons op te leiden, voor te lichten, te confronteren, wakker te maken / te bevrijden.’ Ook ergert hij zich aan het obligate karakter van veel van deze poëzie. Een passage uit het vierde gedicht van deze reeks: ‘Heb je ook gemerkt dat alle Mexicaanse dichters / al hun gedichtje klaarhebben over het geweld? Nee? Lees / je geen poëzie? ( … )’.
Geëngageerde poëzie kan ook leiden tot misverstanden. De vriendin van de dichter – niet per se Luis Felipe Fabre- , draagt haar gedicht voor over geweld, moord, verkrachting, verdwijningen en andere gruwelijkheden. Mensen applaudisseren, huilen, komen achteraf naar haar toe, maar hij toont geen emotie. Ze is woedend: ‘interesseert het je / niet wat er in dit land gebeurt? Lijd je / niet onder al die doden?, / de duizenden doden? ( … ) ‘Iedereen / die ik een stem geef / in mijn gedicht, geef je niet om hen?’
Vast wel, maar zou het ook kunnen zijn dat haar gedicht gewoon slecht was?
Is de dichter niet geëngageerd? Wel degelijk, maar hij is in de eerste plaats dichter, en een goede ook. Een opgeheven vingertje zul je bij hem niet vinden, wel aanstekelijke humor waaronder je de angstwekkende dreiging van het Mexicaanse geweld voelt. Hij schrijft gedichten als scènes uit horrorfilms – hij begint niet voor niets met twee trailers. Zombies komen uit alle hoeken en gaten, het gerucht gaat dat ze een strategie van de narco’s zijn om de regering schrik aan te jagen, een ander gerucht is dat zij een strategie van de regering zijn om de bevolking schrik aan te jagen en weer een ander gerucht … Het gewicht van vrachtwagens ‘gevuld met uit noodzaak / onthoofde zombies’ doen de baccaratglazen van een opgepeuzelde tante trillen en desondanks zijn er demonstranten (‘Je suis zombie’) die opkomen voor de rechten van de levende doden. Ze worden verslonden ‘zonder dat de politie of het leger hen te hulp schoot.’
Hij geeft dus wel degelijk stem aan degenen die zijn vermoord, ontvoerd, gemarteld en verkracht. Indrukwekkend is ‘Beeld van de onbekende vrouw’:
Een rode schoen met hoge hak
die, in zichzelf,
de schim is van zijn afwezige wederhelft.
Een schoen verloren midden in de nacht,
verloren, tussen de ene
en de andere stap, midden op straat.
Een schoen waaruit je een vrouw kunt opmaken
plotsklaps mank
en waarschijnlijk bedroefd achtergebleven.
Meer nog dan een schoen: een aanwijzing om een misdaad op te lossen.
Een schoen die een vraag is
met de andere schoen als antwoord.
Fabre kan huiveringwekkende gedichten schrijven, terwijl hij je tegelijkertijd regelmatig laat lachen. Een prestatie.
***
Luis Felipe Fabre (2017). Verdachte omstandigheden. Vertaald door Merijn Verhulst. Uitgeverij Karaat, 80 blz. € 17,95