Noodsignalen
door Paul Roelofsen
Wie er in de jaren zeventig van de vorige eeuw rijp voor was, herinnert zich ongetwijfeld de legendarische televisie-uitzendingen van Herenleed, de wekelijks in de Soester Duinen opgenomen en door de VPRO uitgezonden sketches met Cherry Duyns als hooghartige heer met bolhoed, opgedraaide snor en grootspraak, Armando met ziekenhuisbrilletje als zijn serviele tegenpool, en de later toegevoegde Johnny van Doorn als delirerende vrouw, kabouter en koning. Zij vermaakten de liefhebbers van het komisch-absurde en werden verguisd door de rest van Nederland.
Zo leerde men Armando kennen als acteur.
Maar wie van zigeunermuziek hield wist dat Armando ook een virtuoos musicus was die in het orkest van Tata Mirando viool speelde. (Onlangs zong hij nog in De Rode Bioscoop te Amsterdam).
Velen zullen hem bovendien kennen als de beeldend kunstenaar die van 1998 tot 2007 een eigen museum in Amersfoort had en nadat dit in vlammen was opgegaan sinds 2014 een nieuwe kunstzaal in Bunnik heeft. Kortom: Armando is een multitalent.
Na zijn vorige bundel Gedichten 2009 waarvoor hij de VSB Poëzieprijs kreeg, hield de dichter zich publicitair stil tot 2015. Toen verscheen de bundel Waarom, die hier werd besproken door Hans Franse, en is er dan nu de bundel Liever niet en die verschilt enigszins van zijn eerdere werk.
Niet dat zijn thematiek is veranderd, die behelst als vanouds de gruwelen van de oorlog, met name die in Kamp Amersfoort tijdens de Tweede Wereldoorlog. Maar de verschrikkingen komen minder expliciet in beeld en ook de grimmige humor die in eerdere bundels ruimte kreeg, is verdwenen.
Als je niet beter wist, zou je bij enkele verzen zelfs kunnen denken een vrijblijvend natuurgedicht te lezen, om dan toch door een enkel woord uit de droom te worden geholpen.
Lente
‘t Is bijna lente, de knoppen zijn al weerloos,
de takken steken hun armen uit
en de groei heeft de bloei ontdekt.
Het blijft voorlopig lente,
omdat het gretig groen is.
Het was de luidruchtige lente,
die even heeft geglimlacht.
Is de dichter met de jaren milder geworden? Ik denk het niet, wel subtieler en universeler. Het gaat weliswaar altijd over een steeds verder achter ons liggende oorlog, maar het is of daardoor, en door het ingetogen woordgebruik én omdat wij in een steeds onbestendiger tijd leven, de dreiging van een komende catastrofe intenser wordt.
Hoewel getypeerd als de dichter die de locaties waar verschrikkingen hebben plaatsgevonden verbindt met het kwaad, is Armando geen moralist; hij beschrijft en duidt, oordeelt niet.
Ook in deze bundel komt men deze projecties tegen: (…) ‘Uit de jachtige nevels / doemt het schrikbewind der bomen op: / de wens naar een volmaakte vraag. ( Uit: ‘Wens’ ).
Het volgende gedicht is wat dit betreft exemplarisch.
Overleven
De wolken mopperen en de
Sterren schelden:
Een oproep tot lawaai.
Brekende gevels scheurende muren,
Het waaien van de hardvochtige storm,
Geen ochtend en geen dag meer,
Schokken uit de kreunende aarde,
Gillende nachten staan ’s nachts onder water.
Moet er alsnog overleefd worden?
De gedichten in Liever niet zijn kort maar het openingsgedicht ‘Namen’ is daar een uitzondering op; dat omvat maar liefst zeven pagina’s, zij het dat de stiltes erin, het wit tussen de strofen, meer ruimte innemen dan het geschrevene. Het doet qua structuur sterk denken aan ‘Awater’ van Martinus Nijhoff hoewel dat een doorlopend gedicht is. Maar in beide wordt iemand voorgesteld, waarna de dichter deze figuur volgt en hij de lezer deelgenoot maakt van zijn heimelijke bevindingen door hem te bestoken met aansporingen om goed op te letten.
Bij Armando zijn deze aansporingen noodsignalen.
Voor mij is ‘Namen’ het hoogtepunt van de bundel maar het gedicht is helaas te lang om het hier in z’n geheel aan te halen, terwijl eruit citeren het tekort zou doen. Toch enkele regels om een idee te geven.
Namen
U hebt hem gezien,
hij liep gewoon op straat, hij
ging misschien naar huis, u
hebt hem mogen zien.
(…)
Hij draagt een zware mantel, hij
heeft een trotse lijst met namen en
op z’n hoofd een hoed.
Hij heeft de lijst met namen, hij
draagt de dood op handen.
(…)
Hij denkt dat u een dagtaak had en een geboortejaar,
Dat u een wankele wraak bezat,
(…)
Hij neemt de maat en vindt een pasklaar antwoord,
verkondigt een lange loopbaan
en teistert de bestrating.
(…)
Weldra heeft hij u ontmoet,
Sindsdien zijn er geen namen meer.
(…)
Er staan ook minder geslaagde gedichten in deze bundel, enkele malen is er zelfs sprake van mooischrijverij (‘Met het oog op ogenblikkelijke stilte’, ‘mateloze einders’, ‘een jachtig jagen naar gevaar’) maar dat is van ondergeschikt belang, omdat het bij Armando vooral om de boodschap gaat. Deze is zo indringend dat zijn poëzie voor docenten een bruikbaar handvat zou zijn om leerlingen bewust te maken van de geschiedenis die leert dat wij voortdurend strijd moeten leveren om de vrede en dat niets wat is bereikt als vanzelfsprekend van blijvende aard is.