Moules belges (over parels en mosselen)
door Ivan Sacharov
Als lezer kom je van alles tegen. Het volgende gedicht vond ik ergens, grasduinend in een bonte verzameling:
Ons
Ik zou van de bomen kunnen leren, van de katten,
van het rustige oktoberlicht, maar ik lees utopie
over mensen en machines, brood en rode vlaggen,
en het levert niets op, zoals je ziet.
Waarom beschrijf ik niet de geur van je oksels,
die mij scherp en aanwezig maakt, of de pijn
in je handen, die niet kan stoppen
omdat je wil boksen, wil slaan, telkens weer?
Dit is een rustige tijd in een rustige wereld, de zon
is schadelijk, maar dat valt niet op. De kranten
op tafel maken de koffie gezellig. Sterft een kind
om de drie of vier tellen, je hebt toch gelijk. Ons
mag niet kapot.
De eeuwige tegenstelling tussen schijn en werkelijkheid. Of de schijn van de werkelijkheid, zo men wil. Het fraaist is misschien wel de derde strofe, met die ‘rustige tijd in een rustige wereld’. ‘Leugen, leugen!’ schreeuwde het in mij, toen ik dat las. Maar het staat er toch gewoon, gemoedelijk. Alsof het waar is. Zwart op wit legitimeert de leugen zich, wordt het niet ware waar. En de kranten op tafel maken de koffie gezellig, moeten we niet vergeten. Aan de oppervlakte gebeurt niets bijzonders. Inderdaad: ons mag niet kapot.
Waarom citeer ik dit gedicht? Misschien omdat het onze status quo weergeeft. Het tamelijk actuele (en Europese?) idee dat ‘alles gewoon moet doorgaan, wat er ook gebeurt’. Interessant is dan ook nog dat het een Belgisch gedicht is (geschreven door Charles Ducal). België: het land waar het beleg en het brood maar niet aan elkaar willen wennen (het is niet eens duidelijk wie wat is). Maar zo krijgt dat woordje ‘ons’ nog een extra dimensie.
Gebloemleesd in Belgium BorDeLio II, waarvan de scheppers ‘vastbesloten zijn om de grenzen tussen de gemeenschappen aan flarden te scheuren en het uit te schreeuwen dat er een wereld bestaat die werkelijker is dan de wereld, een wereld waar de wortels naar de hemel kijken en het woord redding brengt’ (einde citaat), werd dit gedicht in 2017 te midden van een ‘nieuw zootje van tweeëntwintig dichters’ uitgebracht.
Een bloemlezing is een soort dierentuin waarin vogels van allerlei pluimage gekooid zitten. Maar dat terzijde. Ik heb eigenlijk een hekel aan bloemlezingen. Maar ook dat terzijde. Er staat altijd een heleboel troep in bloemlezingen (terzijde). Wat je wel wil lezen ontdek je pas als je een heleboel hebt gelezen wat je niet wil lezen (parels zijn zeldzaam bij mosselen):
VI
Het is een hele weg van vuuridee naar metaaldaad.
De mooiste bloemen bloeien waar schaduw verkeert in
licht.
De kaalste melodieën kukelen je kinderjaren uit, waar
de dood rijmde op zichzelf.
Het is een hele weg van de naam van het niets naar het
niets van de naam.
Dit wou ik wel lezen. Véronique Bergen schreef dit als onderdeel van een reeks, die in zijn geheel is opgenomen in de bloemlezing. Dood was alleen maar (het woordje) dood in je kinderjaren, simpel toch? De laatste zin schittert door zijn eenvoud en diepzinnigheid. En er zijn meer reeksen in deze bundel:
II
De kapitein is zich ervan bewust dat de wereld om hem
heen bestaat en dat baart hem zorgen, want die hele
wereld geeft geen moer om hem. Hij zegt bij zichzelf
dat de wereld een kwade droom is, een huiveringwek-
kend hersenspinsel want de werkelijkheid. Het stelt
hem gerust dat de wereld veraf is, zo veraf nu dat hij
hem sinds lang uit het oog is verloren. De wereld is zijn
bestaan vergeten, eet, drinkt, propt zich vol en wordt
dik. Dat is de Vooruitgang. Die wereld heeft machines,
allerlei toestellen – goede en slechte (maakt niet uit) –
hij bouwt zichzelf om tot een machine, een reusachtige
machine, zo ontwikkelt hij zich, dat is de Vooruitgang.
Een fractie van de ‘goddeloze wereld’ van Philippe Lekeuche, die het ons duidelijk maakt wat we in de toekomst kunnen verwachten nu de machines het overnemen en niemand zich een moer (meer?) voor ons interesseert. Toch blijft het leuk, volgens de samenstellers van deze bloemlezing, om ‘de toekomst recht in de ogen te kijken’. Optimist als ze zijn, gaan ze er van uit dat deze, en hun vorige bloemlezing (Belgium BorDeLioI) België zullen overleven.
Leuk voor België. En voor Nederland, want wij kunnen er ook met volle teugen van meegenieten: alle gedichten (inclusief die van de dichters uit Wallonië) zijn zowel Franstalig als in het Nederlands weergegeven.
Omdat ik binnen het korte bestek van deze recensie niet van elke dichter iets kan citeren noem ik ze maar even: Annemarie Estor, Volauvent, Lucienne Stassaert, Erik Spinoy, Véronique Bergen, Gioia Kayaga, Runa Svetlikova, Charles Ducal, Els Moors, Werner Lambersy, Pascal Leclercq, L’Ami Terrien, Mark Insingel, Yves Namur, Rose-Marie François, Inge Braeckman, Jan Lauwereyns, Philippe Lekeuche, Andy Fierens, Geert van Istendael, Stéphane Lambert en Eugéne Savitzkaya hebben allemaal hun bijdrage geleverd aan deze bundel, die zo barst van de vitaliteit, dat er een stevige kaft omheen moest worden gedaan (zo stevig zelfs, dat ik er last van had tijdens het lezen: hij klapte als een mossel, als een rechtgeaarde mmmbundel telkens dicht). Ach, elke lezer kan er – parelvisser als hij is – na enig vouwwerk zijn eigen schat in vinden.
Ik besluit met een fragment van een gedicht van Andy Fierens dat geraffineerder in elkaar zit dan misschien op het eerste gezicht lijkt (bijvoorbeeld in de vijfde strofe, waar de regels op slimme plaatsen worden afgebroken, zodat de lezer telkens op het verkeerde been wordt gezet):
het huwelijk
getrouwde mannen leven gemiddeld
zeven jaar langer
dan vrijgezellen of mannen
die samenwonen
ze zijn gezonder verdienen meer
ze ruiken beter pulken minder in hun neus
het heeft me jaren gekost
voor ik dat zelf inzag
zoals zoveel mannen wilde ik
niet trouwen maar zij wel
ik hou niet meer van haar
blondheid en rondheid
dan voor ik haar over de drempel droeg
maar het huwelijk veranderde
mijn perceptie
het werkt
het werkt
psychologisch
vrouwen willen trouwen
(ongetrouwde vrouwen horen de hele dag
het galopperen van hun eigen hart)
(ongetrouwde mannen verspillen
hun beste jaren aan dorstbestrijding)
(ongetrouwde mannen zoeken heil
bij de schijnbewegingen van de liefde)
(ongetrouwde mannen gedragen zich vaak
niet ethisch maar als je hen daarop aanspreekt
zeggen ze the eighties dat is dertig jaar geleden!)
(ongetrouwde mannen kijken naar films
met Bruce Lee en proberen dan hun vrienden
te karateriseren)
…….
Gelukkig kent het huwelijk verschillende varianten (het huwelijk dat België heet, is er één van). Een vrolijke uitsmijter, dit gedicht, dat tevens opvalt door de (licht ironische) touch en toon die erin zit.
Ja, die toon, daar wil ik het nog even over hebben. Sinds ik begrepen heb van iemand dat heel jonge kinderen van gesproken taal het eerste de toon onthouden, let ik wat meer op de toon van gedichten. De manier waarop dingen worden uitgesproken is in elke taal anders. Kinderen blijken in de baarmoeder al klanken op te vangen en door het horen van hun moeder(s)taal in een heel vroeg stadium, die later gemakkelijker aan te kunnen leren. Ook als ze die taal niet spreken en in een ander land opgroeien. De mal van de klank is daarbij mogelijk leidend en stuurt de grammatica en de woorden (m.a.w. de klank is het bed waarnaar de taal zich als een rivier voegt). In klank kan angst zitten, boosheid, blijdschap, eigenlijk het hele scala aan gevoelens dat we willen uitdrukken. En we hebben vermoedelijk pas later geleerd er woorden bij te maken! Dit inzicht gaf me een andere kijk op het volgende gedicht van Kurt de Boodt, dat overigens niet in de bloemlezing staat:
MOULES BELGES
Het schaap is de mal van het lam
De schelp is de mal van de mossel
De zee is de mal van het zout
Marcel is de mal van het beeld
De pijp is de mal van de rook
De kunst is de mal van de vondst
Het idee is de mal van Chistopher
Columbus is de mal van het ei
Het ei is de mal van de kip
De kip is de mal van het ei
De mal is de mal van de mal is
De mal van de mal is de mal van
La vache qui rit.
Een geniaal gedicht! Met als (malle) klap op de vuurpijl de toon van een lachende koe. Het bloemleest in zijn mal – de mal van het woord – als het ware alle gedichten en geeft wat mij betreft het beste weer hoe deze BorDeLioII in zijn geheel kan worden ervaren (tenslotte is niet alleen de dichter een koe).