LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Michael Ondaatje – De kaneelschiller

29 nov, 2017

Het handschrift van een dichter en zijn vertaler

door Romain John van de Maele

Zonder de inzet van vertalers zou de lange lijst Nobelprijswinnaars voor literatuur er beslist anders uitzien. Hoeveel westerse lezers lazen ooit De stille Don van Michail Sjolochov (1905-1984), Nobelprijswinnaar in 1965, in het Russisch, en hoeveel Nederlandstaligen en leden van de Zweedse academie lazen het werk van Orhan Pamuk (1952), Nobelprijswinnaar in 2006, in het Turks? Vertalen is vanuit een culturele invalshoek een noodzakelijke, maar tegelijkertijd ook vaak een ondankbare en riskante opgave. Er bestaat een Italiaanse uitdrukking, ‘Traduttore, traditore!’ die letterlijk vertaald ‘Vertaler, verrader!’ betekent. De weg van brontekst naar doeltekst is vaak een hindernissenloop, want als vertaler moet men rekening houden met het taaleigen van de oorspronkelijke tekst, het ritme, de eventuele meervoudige betekenissen van een aantal woorden, en de mogelijkheden van de doeltaal. Wanneer men als vertaler te veel vrijheid neemt of uit bewondering te dicht bij de brontekst aanleunt, is het resultaat vaak teleurstellend.

Michael Ondaatje (1943), de jongere broer van Christopher Ondaatje (1933) – de stichter van Pagurian Press –, is een vaak bekroonde romanschrijver en dichter. Hij woont in Canada en schrijft in het Engels. Uit zijn vrij omvangrijk oeuvre zijn o.a. De Engelse patiëntIn de huid van een leeuw, De geest van Anil en Kattentafel in het Nederlands vertaald. The English patient werd in 1996 verfilmd en overladen met negen Oscars. Deze adelbrieven wekken hoge verwachtingen. Maar werden die ook ingelost?

Er bestaan veel soorten poëzie, en als lezer moet men daar rekening mee houden en een weg zoeken in het taalkunstwerk dat men uit een boekhandel of een bibliotheek heeft meegenomen. Wanneer de gedichten niet te opvallend afwijken van gangbare patronen is het meestal niet moeilijk om tot de kern van het werk door te dringen. De versregels ‘old languages in the arms / of the casuarinas pine / parampara’ (61) vertaalde Iven als volgt: ‘oude talen in de takken / van kasuar pijnboom / parampara’ (60). De armen van de boom zijn niet in die mate vervreemdend dat ze tot takken moeten worden gereduceerd.

Een aantal gedichten van Ondaatje valt op door een verwoording die soms vergelijkbaar is met de parlandostijl van Remco Campert (1929) en Patricia Lassoen (1948), en dat werk is dan ook bijzonder toegankelijk, hoewel er soms gebruik wordt gemaakt van ongewone werkwoorden: ‘Midnight storm. Trees walking off across the fields in fury / naked in the spark of lightning’ (9). Die bewegende bomen die de velden en de storm trachten te ontvluchten zijn een beeld dat niet te vergezocht is. De vertaling van Joris Iven luidt als volgt: ‘Middernachtstorm. Bomen die er furieus vandoor gaan over de velden / naakt in de bliksemflitsen’ (8). Een geslaagde, bijna perfecte vertaling, maar de volgende versregel strookt niet met mijn taalgevoel: ‘Ik zit op de witte veranda…’ Een veranda is een ‘open of met glas gesloten uitbouw aan een woning’ (van Dale), anders gezegd: een ruimte waarin men kan gaan zitten. Iemand die op de veranda zit, bevindt zich op het dak van de uitbouw. In het Engels schrijft Ondaatje geheel volgens de regels van de Engelse taal ‘I sit on the white porch’ – de vertaling leunt te dicht bij de brontekst aan. Aan de andere kant wijkt de vertaler in hetzelfde gedicht te veel af van het Engelse origineel. ‘Ze zijn 7 en 8 jaar, een kleurenfoto’ geeft niet precies weer wat Ondaatje heeft geschreven: ‘They are 7 and 8 years old, a hand-coloured photograph’ (8/9). Een kleurenfoto is iets anders dan een met de hand ingekleurde foto. In datzelfde gedicht wordt Q.C. vertaald door ‘Raadgever van de Koningin’, en dat is wel een heel formele vertaling. Gelet op de gerechtelijke context in de versregels die aan ‘Her son became a Q.C.’ voorafgaan en de omschrijving van het begrip – ‘a British lawyer of high rank’ ( Cambridge Dictionary) – is een andere vertaling aangewezen, en dan denk ik vooral aan procureur en openbaar ministerie, de functies die in de verslaggeving van de BBC meestal met Q.C. worden aangeduid. Een andere eigenaardigheid in het eerste gedicht is dat ‘and Pam de Voss who fill on a penknife and lost her eye’ (9) als volgt wordt vertaald: ‘en Pam de Voss die in een knipmes viel en haar oog verloor’ (8). A penknife is inderdaad een knipmes, maar hoe men ‘in een knipmes’ kan vallen is voor mij een raadsel. Voorts is zakmes een meer gangbare vertaling.

In andere vertalingen blijft Iven te dicht bij de brontekst: ‘The problem for her is leaving’ (39) luidt in vertaling ‘Het probleem voor haar is het achterlaten’ (38). Die te nadrukkelijke vertaling had eenvoudiger gekund: Haar probleem is het achterlaten. Ook in de inleiding is Joris Iven te dicht bij zijn bronteksten gebleven. Zo schrijft hij ‘Hij leeft sinds die tijd…’ (4). To live kan niet altijd door leven worden vertaald. Een van de Nederlandse equivalenten van to live is wonen, precies zoals bij de vertaling van living room, waarvan het Nederlandse equivalent woonkamer is. Ondaatje woont sinds 1970 in Toronto. In ‘Haar huis’, een prozaïsche tekst (38), had de vertaler in de eerste zin ook wonen in plaats van leven moeten gebruiken. Het zijn kleinigheden, maar in een vertaling die meestal lovenswaardig is, zijn het precies die kleinigheden die de waardering negatief beïnvloeden.

‘Claudespiegel’ (26-36) en ‘Het verhaal’ (50-58) roepen bij herinneringen op aan de brieven van Usbek, Zachi, Rustan en anderen in Lettres Persanes (1721) van Montesquieu (1689-1755). Het is duidelijk dat de in Sri Lanka geboren Michael Ondaatje, die een afstammeling is van een Europees-Aziatische bevolkingsgroep en een Sri Lankaanse kaste – de Chetty –, als dichter zowel op zoek is gegaan naar de fundamenten van zijn identiteit als naar inzichten in culturele verschillen. Zowel ‘Claudespiegel’ als ‘Het verhaal’ vallen op door een grote poëtische densiteit.

Een van de betere gedichten is ‘The cinnamon peeler’, het gedicht waaraan de titel van de bloemlezing  is ontleend. Zowel de originele tekst – een parlandogedicht –  als de vertaling vallen op door hun poëtische dichtheid. Ik citeer de eerste twee versregels: ‘If I were a cinnamon peeler / I would ride your bed’ (41). Iven vertaalde die regels als volgt: ‘Als ik een kaneelschiller zou zijn / zou ik je bed vervoeren’ (40). Ook deze vertaling roept vragen op. To ride is in het Nederlands in de eerste plaats rijden en berijden (denk aan to ride a horse, to ride a bike), hoewel vervoeren ook een mogelijkheid is. Het Engelse equivalent van vervoeren is echter meestal (re)move, carry, transport, enz. Ook ‘7 of 8 dingen die ik over haar weet – Een gestolen biografie’, een zeer gecondenseerde prozaïsche tekst (44-46), spreekt me aan. In die tekst val vooral de ironie op. De laatste bladzijden bevatten een keuze uit Handwriting (1998), en pas vanaf bladzijde 50 bereiken Ondaatje en Iven opnieuw de poëtische densiteit van ‘Brieven & andere werelden’ (14-18). In de vertaalde gedichten uit Handwriting valt echter opnieuw een eigenaardige vertaling op: ‘and befriend the rope-makers’ (51) luidt in het Nederlands ‘en bevriend raken met de touwbinders’ (50). Rope-makers zijn touwslagers, een touwbinder is een onderdeel van een oprolpers of een rietbundelmachine, eventueel ook een spanband. Dat euvel was me ook al opgevallen toen de vertaling in Gierik nr. 127 werd gepubliceerd.

Een keuze maken uit dichtbundels houdt altijd risico’s in. Om de lezer een voldoende groot monster aan te bieden, wordt wel eens werk opgenomen dat afbreuk doet aan de totaliteit. Maar op die manier is de bloemlezing wel meer representatief dan een bundel die enkel de beste gedichten bevat. De keuze die Joris Iven heeft gemaakt, lijkt me alleszins verdedigbaar. Mijn detailkritiek wekt misschien de indruk dat de bundel wrevel heeft opgewekt, maar dat is niet zo. Alles wel beschouwd, waardeer ik het vertaalwerk van Iven. In mei 1967 las ik de bloemlezing Gedicht en omgedicht. Wereldpoëzie door Vlamingen vertaald (1960), samengesteld door Bert Decorte, en bijna onmiddellijk daarna begon ik zelf poëzie en proza te vertalen. Uit mijn eigen jarenlange ervaring weet ik dan ook dat bijna elke vertaling vatbaar is voor kritiek, en dat geldt ook voor mijn vertaalwerk! De hier verwoorde detailkritiek is niet meer dan een reeks voetnoten, bedoeld om de (her)lezers van de bundel enig inzicht te geven in de moeilijkheden waarmee vertalers geconfronteerd worden.

     Andere berichten

Bloemlezing – Het komt goed

Bloemlezing – Het komt goed

Een wereldbibliotheek van geluk door Tom Veys - - Een gedichtenbundel samenstellen met als thema ‘geluk’ is geen sinecure. Samensteller...

Jonas Bruyneel – Mulhacén

Hallo? Federico? door Marc Bruynseraede - - Aan het literaire firmament is sinds kort een nieuwe ster verrezen: Jonas Bruyneel, aan de...