ADEM
Begraaf dit leven in een keel
delf een kuil achter de huig
Hoor het kokhalzen
in zolderkamers
Angst
met de paplepel
HET TWEEDE GEHEIM
de wolken trekken onder weg
het geel is zacht het licht is blauw
en alles rond, het sprookje van
de jongste die de oudste redt
verlost de vogel of het hert
zo breek je golf ik mij door jou
PORSELEINKAST
Moeder, berg in mij uit de mond gespaarde
eierschaal op ijsbloembedden van linnen,
wankele karaffen vol zwavelwater,
vingerdoekringen.
Leg je hechtenissen in vilten laden,
kerf je initialen in hoogtijdagen,
laat je monogrammen hun worgstrik maken,
orden de dingen.
Poets het zilver met koudvuur in de vingers,
stel de glazen op als soldatengraven
en belet, door afstanden te bewaren,
doden het spreken.
Zet mijn claustrofobische deuren open,
laat de kaalslag dit reservaat betreden,
laat het van gebrekkigheid overlopen;
ik zal niet breken.
Uit: Beroepsgeheim, 2009, Nieuw Amsterdam