Columns
Een steen door de ruit van je dromen
Wie is er nooit in aanraking gekomen met die eerste regel of dat eerste couplet dat insloeg als een bom en je zelfbeeld én je beeld van de dichtkunst vakkundig verbrijzelde? Rogier de Jong over die eerste keer, de verwondering en naaktheid en vooral de schoonheid van poëzie, met name die van Hans Lodeizen.
Dagboek van een redacteur (8)
Verbazing alom vorige maand op de recensieredactie: in twee verschillende bundels troffen we elk een uitgebreide cyclus met op het werk van Edward Hopper geïnspireerde gedichten aan. Een mooie aanleiding voor Eric van Loo om in zijn achtste en voorlopig laatste column twee gedichten te vergelijken, en nog eens goed naar het bijbehorende schilderij van Hopper te kijken.
Ik in slam poetry
Gedichten kunnen heel goed gaan over de specifieke situatie van een dichter (waar vindt de dichter anders materiaal?) en toch betekenis hebben die deze te buiten gaat. Dat zijn de betere gedichten, op het podium en op papier. Dat stelt Jan Loogman in een reactie op een column van Rashif El Kadui over de ik in slam poetry (de Poëziekrant, 1e nummer 2020).
Oprecht Veinzen
In de trein naar Amsterdam hebben Leopold Groot Bunink en Johannes een boeiende discussie over het ik en oprecht veinzen. Daarna scheiden hun wegen zich weer. Een column van Hans Puper.
In memoriam Jules Deelder
Jules Deelder herdacht door Dirk Hartman. “Een adembenemende verschijning, altijd onberispelijk gekleed, met schijt aan heel de wereld, zichzelf zonder uitzondering uitdrukkend in het Rotterdams. Een geweldige kerel!“ Zijn herinneringen aan deze bijzondere dichter delen wij graag.
De tarantella van Pulcinella
Hans Franse over het masker van Arlecchino, het een week lang niet wassen van je wang, de commedia dell’arte acteur Luca, de vriendschap met Pulcinella, de komische figuur uit Napels en de groep straatartiesten, ook tieners, die zich ook geoefend hadden als koorddanser, kunstfietser, steltloper en een spel met veldwachters in het chique Den Haag.
Dagboek van een redacteur (7)
Of je nu een gedicht leest in een bundel, in een tijdschrift of op een poëziekalender: vrijwel altijd wordt de naam van de dichter erbij vermeld. In hoeverre beïnvloedt dit onze manier van lezen? Eric van Loo droomt in deze column van anonieme gedichten.
Op de dansvloer
Een boekpresentatie in een dansschool, dat is niet zo gek. De mooiste zin uit de tiende column van Jan Loogman: "Het doet me verlangen naar een wereld buiten deze dansschool, waarin mensen elkaar dezelfde ruimte zouden geven. Geen oordelen, maar verdraagzaamheid, geen onverschilligheid, maar interesse. Waardering ook, voor de poging bij ervaringen en beelden woorden te vinden."
100 jaar Elburg, in stilte
"Het is een aardig gebruik om de honderdste geboortedag van een schrijver niet ongemerkt voorbij te laten gaan." stelt biograaf Jan van der Vegt maar op 30 november 2019 bleef het stil en vergat men de honderdste geboortedag van Jan G. Elburg. Met een prachtig voorbeeld uit de rijke poëzie van Elburg en deze column van Van der Vegt maken wij dit een beetje goed.