Recensies
Klaas Jager - Tussen hond en wolf
‘Tussen hond en wolf’ is de vierde bundel van Klaas Jager (Friesland, 1961). Het woord ‘ik’ wordt nadrukkelijk vermeden, maar gaat deze bundel werkelijk over ‘de opengebroken wereldgrenzen op dit moment en de op drift geslagen mens, die zich vastklampt aan oude waarden en ondertussen wanhopig zoekt naar nieuwe’, zoals de achterflap ons wil doen geloven? Eric van Loo leest meer de worsteling van een eenzaam mens, een kluizenaar welhaast, die poogt ‘een uitweg te vinden die van nature bij hem past’. Poëzie waarin de auteur zich rekenschap geeft van zijn lot, en dit tegelijkertijd probeert te ontstijgen. Poëzie als verslag en remedie in één.
K. Michel - Te voet is het heelal drie dagen ver
Recensent Levity Peters over de bundel ‘Te voet is het heelal drie dagen ver’ van K. Michel: ‘Ik heb van pianisten wel gehoord dat zij moesten opboksen tegen hun eigen registraties. Bij het turnen zie je dat ook: hoe bereik je opnieuw je eigen top? Dat is bijna onmogelijk om vol te houden. Ik kan mij voorstellen dat iets soortgelijks ook het geval zou kunnen zijn bij de wel heel vaak bekroonde dichter K. Michel.’
Poëzie Kort 2016 / 8
In de achtste Poëzie Kort bespreken Lennert Ras en Hans Puper de volgende bundels: ‘Duetten’ van Erik Jan Harmens en Ilja Leonard Pfeijffer, ‘De Cadillac van Mallarmé’ van Patrick Conrad, ‘Wie heeft een middelpunt nodig’ van Anouk Smies en ‘Mond vol demonen’ van Daniël Dee.
Philippe Cailliau - Tot de stenen wortel schieten
‘Tot de stenen wortel schieten’, de titel van Philippe Cailliaus nieuwe bundel, doet denken aan ‘En attendant Godot’ van Samuel Beckett. Het wachten van Estragon en Vladimir op Godot is vergeefs en ook op stenen die wortel schieten kun je wachten tot je een ons weegt. Het is dan een ritueel dat vorm geeft aan de toekomst. Het beeld kan echter ook een teken van doorzettingsvermogen zijn, van optimisme: het ervaringsgegeven dat stenen geen wortel kunnen schieten is in dat geval niet meer dan een voorlopige zekerheid.
Hannah van Binsbergen - Kwaad gesternte
Levity Peters: 'Kwaad gesternte' is een zeer complexe en complete bundel. Er zijn zoveel verbindingen tussen de gedichten onderling, dat je je er in kunt blijven verdiepen. Maar het is en blijft poëzie. Los van alle betekenissen en bijbetekenissen die je mag ontsluieren, is er een gevoelslaag die je wezenlijk kan raken, en waardoor ik na de eerste lezing even totaal van de wereld was.’
Stijn Vranken - Fiat Lux
‘Fiat Lux’ van Stijn Vranken is het schitterend vormgegeven verslag van twee jaar Antwerps stadsdichterschap. ‘Aanstekelijk geschreven’ schrijft de recensent. Betekent dit dat dit boek het goed doet in de open haard? Vranken zou deze grensoverschrijdende leeswijze wel toejuichen. ‘Fiat Lux’ heeft een ruwe voor- en achterzijde, uitstekend geschikt om een lucifer langs aan te strijken. Dat laat wel bruine strepen achter op de kaft. Mooi toch?
Pier Pasolini - Vaarwel en beste wensen
Piet Joostens is de samensteller, vertaler en inleider van ‘Vaarwel en beste wensen’, een keuze uit de poëzie en polemieken van Pasolini (1922 – 1975), die bij ons vooral als cineast bekend is. Zijn poëzie doet eigentijds aan door de vaak vrije vorm en zijn engagement (zowel in politieke als in ruimere zin). Hij was tevens een hartstochtelijk verdediger van de traditie. Meestal boeit hij, maar soms is hij ergerlijk en een enkele keer stuitend.
Geert Briers - Zullen we ooit vulkanen zijn
‘Zullen we ooit vulkanen zijn’ is de tweede bundel van de Vlaming Geert Briers. In zijn taalassociaties en verwijzingen naar de amusementswereld klinkt Van Ostaijen door. Het is een bundel die bijna luchthartig aandoet, maar in tweede instantie over onmacht blijkt te gaan. Hij raadt ons aan tijdens het lezen af te zien van kennis, wetenschap en waarheid, maar dat lukt niet: je hebt je verstand wel degelijk nodig.
sadà\exposadà - De zaal van baards!
‘de zaal van baards’ is de tweede bundel van sadà\exposadà. Recensent Levity Peters: ‘Ik blijf maar zitten met de vraag naar de bedoeling, de betekenis van deze poëzie. Een nieuwe inhoud heeft niet direct een nieuwe vorm tot gevolg, zie Baudelaire. Andersom is het evenmin het geval. Wanneer je ze met elkaar vergelijkt is ‘de zaal van baards’ van sadà\exposadà extremer en minder eenvoudig leesbaar dan de Pisaanse Canto's van Ezra Pound die zelfs Chinese en Griekse lettertekens door zijn tekst mixte en dus erudiete vertalers nodig had.’