LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Frans Kuipers – Uit hoofde van Jut

10 jun, 2024

Hier waait en wappert het woord

door Anneruth Wibaut




Het omslag van de nieuwe bundel van Frans Kuipers, Uit hoofde van jut, is wit, met blauwe letter en twee rode stippen. (Vormgegeven door Melle Hammer.) Het associeert met wapperende vlaggen op Bevrijdingsdag, een haringkar op een Amsterdamse brug, een dagje aan zee met zon en blauwe lucht. En wind, veel wind. De titel roept eenzelfde rijkdom aan associaties op, vooral het woord ‘jut’. Als in ‘kop van Jut’, jutten langs het strand of je niet op laten jutten door alle mogelijke eisen die aan poëzie gesteld kunnen worden. De naam van deze dertiende bundel van Kuipers verschijnt in het dertiende gedicht van de eerste sectie en dat is geen toeval. De hommage aan het getal dertien zet zich door in het gegeven dat vier van de vijf delen uit elk dertien gedichten bestaat. Dit titelgedicht vat zowel qua inhoud als wat betreft de poëtica de bundel samen:

Ik ook wissel wat af en schrijf uit hoofde van jut
Zoals elk avontuur begint met een stap over de drempel
en de ramp even zo goed plaatsvindt als je thuisblijft,
ik ook curriculumeer mij niet maar zin op ontzwemming

Stap over de drempel, ga het avontuur aan, laat je betoveren door de poëzie. Als er rampen moeten gebeuren, kun je die toch niet tegenhouden en ze treffen minder zwaar als je met dichterlijke vrijheid op kunt reageren. Vrijheid waait door de hele bundel en neemt verschillende gedaanten aan. Keuzevrijheid voor de lezer: je kunt er snel even doorheen en dan ben je na lezing lekker doorgewaaid, je kunt ook dieper graven naar betekenissen of zelfs een doorlopend verhaal. Je kunt op zoek naar de verwantschappen met andere dichters die rijkelijk voorhanden zijn. Of je kiest ervoor deze poëzie te plakken op plaatsen in je eigen herinneringen waar de beschrijvingen naadloos op passen. Een doorkijkje in de Botshol, een wolkenlucht boven een weiland vol bloeiende boterbloemen. Neem dit gedicht over een tuin in Sippenaeken, dat een gevoel beschrijft dat elke wandelaar zal herkennen:

Een verwilderde tuin op een heuvel
met uitzicht op het dorpskerkje in het dal,
door de berkenboom voorgelezen
uit Moeder Witwolks sprookjesboek
vrede vrede in slaap sukkelden we daar

Een opvallend element in Kuipers poëzie is de rijkdom aan nieuwe woorden (neologisme). Die introduceert hij met een vanzelfsprekendheid alsof wat hij te zeggen heeft niet anders dan door dit bedachte woord kan worden weergegeven. Woorden als ‘ontzwemming’ en ‘curriculumeer’ in het eerste geciteerde gedicht nemen hun plaats in zonder geschreeuw van kijk mij eens leuk bedacht zijn. Ook in de overige gedichten zijn de nieuwe woorden niet gekunsteld of te romantisch: ‘Sujazeeënsakkerwinde’, ‘zonsbelang’, ‘waanzee’ ‘Nooitnog doet het met Nimmermeer en dat is Nu’. Het plezier waarmee het spel met woorden, klanken en betekenissen wordt gespeeld doet denken aan de Tachtigers, dichters waaraan Kuipers zich verwant voelde toen hij in 1965 debuteerde met de bundel Zoals wij. Met soms heel lange tussenpozen publiceerde hij daarna twaalf bundels. Bekendheid werd zijn deel nadat Gerrit Komrij maar liefst negen van zijn gedichten opnam in de herziene editie van de Nederlandse poëzie van de 19de tot en met de 21ste eeuw in 2000 en enige gedichten in 2004. Gezien titels als Wolkenjagen, De tafel van wind en Wolkenherdersliederen is Frans Kuipers niet alleen in de hier besproken bundel een wolkendichter en luchtridder.

Deze dertiende bundel begint eenvoudig: ‘Begin begon begonnen, is het zo simpel? / Verzin verzon verzonnen, zo simpel is het (…)’. Maar daarna, zoals bij het vijfde gedicht, wordt de gedachte aan eenvoud gelogenstraft en openbaart zich in volle glorie de gelaagdheid van de poëzie van Frans Kuiper:

Schrijftafel, bed, kast vol boeken, maar wat weet ik,
raam waarachter wolken,
een naam in een straat, maar hoe heet ik,
het papier is geduldig en de zon kijkt mij aan,
naar mijn twee lege handen, naar de hartzaak
die het was en gebleven is, wil ik heten

Een kweetnietersliedboek zal het worden weerom,
meer dan vroeger, als het aan mij ligt
maar vanzelfsprekend evenzeer of nog meer
aan de toevallige samenloop, zin moet ik
hebben, een helder hoofd, mijn souffleur niet dronken
als het vraagteken op mijn hand is, is alles op mijn hand

We komen ook hier weer een paar nieuw bedachte woorden tegen en verdere elementen die een groot deel van de bundel kenmerken. Zo dicht Frans Kuipers niet alleen mens en dier bezieling toe, maar ook de dingen. Hier het papier dat geduldig is, de zon die de ik-figuur aankijkt en een vraagteken dat op zijn hand is. In een ander gedicht is het de maand augustus die rijdt op de rug van een hommel en de tuin doorzeeft.

Een tweede element dat we aantreffen is wat intertekstualiteit heet: het aanhalen van bekende, of minstens gepubliceerde, dichters. Soms doet Kuipers dat in de vorm van een regelrecht citaat, of hij brengt een kleine verschuiving aan. In de laatste zin van de eerste strofe van het hierboven integraal weergegeven gedicht verwijst hij naar twee vrouwelijke dichters. Althans, ik dacht bij de woorden ‘die het was en gebleven is’ meteen aan de vaak bij overlijdensadvertenties geciteerde woorden van Vasalis: ‘Het werd, het was, het is gedaan’. Dat daarna uit ‘Voor wie ik liefheb wil ik heten’ van Neeltje Maria Min wordt geciteerd klinkt in mijn oren zo logisch als wat. Verderop speelt Kuipers met de titel van een bundel van Iduna Paalman, De grom uit de hond halen. Het pleidooi van Kuipers: ‘laat zitten die grom in honden’. En ‘vader, moeder, knekelhuis’ herkennen we als een zin uit het gedicht ‘De grijsaard en de jongeling’ van Hendrik Marsman. Op de laatste bladzijde van de bundel, ‘Aantekeningen’, staat dat Kuipers vaak zichzelf citeert en worden de namen genoemd van alle dichters en schrijvers die hij aanhaalt, keurig met de vindplaats erbij. Maar Vasalis, Min, Marsman en Paalman worden niet vermeld, vermoedelijk omdat hij ze associatief opneemt in zijn werk en niet volledig citeert. Het benadrukt dat poëzie stroomt, dat dichters op elkaar ingaan, elkaar verder voeren en inspireren.

Op de website van de uitgever wordt de bundel geïntroduceerd met de volgende woorden: ‘Een oudere dichter blikt terug op zijn leven. De lezer wordt meegenomen in gedichten over de naïeve beleving van het kind, de hevigheid van een puberliefde en de angst om alleen over te blijven.’ Het fijne van de gedichten is, ik stipte dat al aan, dat je ze inderdaad zo kunt lezen als de uitgever aanbeveelt, maar ook een beetje anders. Voor mij is dat een kenmerk van poëzie. En ik kwam voor de betekenis uit op andere samenvattingen: Vergankelijkheid en nieuwe geboorte in het eerste deel ‘Amsterdam, herfst’. In deel twee, ‘Sippenaeken, zomer’ wordt uitbundig het feest van de natuur bezongen. Dan volgt ‘Terra’, dat qua vorm en thema afwijkt van de overige delen: een serie van één, twee of hooguit zesregelige gedichten of aforismen mondt uit in een pagina regelrecht proza. Daarin wordt het fenomeen wachten steeds gekoppeld aan een bank in een gang. Wachten op de boze bovenmeester, de uitslag van examen of doktersonderzoek. Een serie gebeurtenissen die herkenbaar is, maar aan het eind zingen de woorden zich toch weer los. En ook dat is een kenmerk van de poëzie van Kuipers: vaak, als je denkt dat je het helemaal snapt, geeft hij er een draai aan waardoor je toch weer op zoek kunt naar diepere betekenis. Deel vier, ‘Schapeneiland, winter’ bevat gedichten die zich wat minder makkelijk meteen laten doorgronden, veel verwijzingen naar literatuur en muziek, meer beschouwing dan pure lofzang. En deel vijf, ‘Botshol, lente’ ten slotte, leest als een liefdesverklaring in alle toonaarden aan de liefste en het leven.

Uit hoofde van jut is een rijke bundel van een gerijpt en vaardig dichter, passend in de traditie van de grote Nederlandse poëzie van de tachtigers, de vijftigers en zeker ook van Vasalis en Neeltje Maria Min.

____

Frans Kuipers (2024). Uit hoofde van Jut. Atlas Contact, 80 blz. € 20,00. ISBN 9789025475765

     Andere berichten

Joris Iven – Onderdak

Poëzie in alles, die de werkelijkheid vat door Kamiel Choi - - In wat voor soort gedichten kun je wonen? Moeten het ondoorgrondelijke...

Ted van Lieshout – Ommouw me

Ted van Lieshout – Ommouw me

Wat voorbij gaat, blijft door Peter Vermaat - - Het zou wel eens onmogelijk kunnen zijn om in uitsluitend tekst een leesbeleving te geven...