LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Wim Vandeleene – Onbereikbaar voor commentaar

24 jun, 2024

Door de bril van een socioloog

door Jan van Gulik




De tweede bundel van Wim Vandeleene draagt de titel Onbereikbaar voor commentaar. Ik lees de titel als een waargemaakte belofte. Onbereikbaar voor commentaar laat zich moeilijk duiden, zo zal ik u laten zien.

De dichtbundel bestaat uit tien afdelingen, waarvan de meeste afdelingen uit ongeveer vier gedichten bestaat. Net als in Vandeleenes vorige bundel Duikvlucht, kunnen de verschillende afdelingen in Onbereikbaar voor commentaar als cycli worden gezien, als een reeks gedichten met eenzelfde onderwerp. U kunt de afdelingen los van elkaar lezen, van samenhang tussen de verschillende cycli is geen sprake.

Iedere afdeling wordt ingeluid met een motto, dikwijls een frase van een beroemde auteur. De afdeling ‘eigen terrein’ vangt bijvoorbeeld aan met een regel van Milan Kundera: ‘Het oog, het punt waar identiteit zetelt.’ Het motto geeft ons een inzicht in hoe de gedichten aan elkaar geschakeld zijn. In ‘eigen terrein’ wordt de identiteit van een ‘hij’ gevormd door zijn observaties, hetgeen wat naar de woorden van Kundera in het oog valt. We leren deze ‘hij’ voornamelijk kennen door zijn angstige reacties op externe invloeden: webcamhackers, feestpubliek en een potentiële geliefde. Ik illustreer dit aan de hand van het gedicht ‘aftocht’.

aftocht

hij stoot op ellebogen
schouderbladen als schilden
zijn rug schuift langs muren
hij overziet de feestzaal, zijn mijnenveld
in de hoek zoekt hij steun bij een schaduwplant
met verzamelde moed nadert hij de harde kern

hij slikt een woord in
voor het verzuurt op zijn tong
plooit zich als een limbodanser
onder de lage lat van hun verwachting
verontschuldigt zich voor zijn adem
trappelt op zijn vierkante meter
een elastiek weerhoudt hem
hij veert terug naar zijn hoek

[p.29]

De ‘hij’ in ‘aftocht’ weet zich geen houding te nemen, zo merk ik op uit het onhandig stoten van de ellebogen, de vergelijking van de harde schouderbladen met schilden en het schuren van de rug langs muren. Daarnaast wordt de feestzaal afgebeeld als mijnenveld, een plaats waar je op moet passen bij iedere stap die je zet. Deze ‘hij’ voelt zich niet op zijn gemak.

Aan het einde van de eerste strofe neemt het gedicht een wending. De ‘hij’ verstopt zich niet langer in de hoek bij de kamerplant, maar verzamelt de moed om zich in het feestgedruis te begeven. Er volgt een mooi gekozen pauze, een strofeafbreking. Ik lees deze strofeafbreking als een adempauze, niet alleen voor de lezer, maar ook voor de ‘hij’. Hij loopt de feestzaal in en maakt zich op om zich te mengen in een menigte. Hij neemt een ademteug. Zal hij over zijn onzekerheid heen stappen? Helaas! Hij slikt een woord in. Geen woorden (in het meervoud), een luttel woord. Hij komt niet eens dicht bij een uiting. Het woord verzuurt op zijn tong, de klanken raken de lippen niet eens. Het past allemaal bij de verlegen en schuwe ‘hij’, die zijn verhouding tot anderen in deze afdeling steeds aftast.

De mensen waartoe de ‘hij’ zich verhoudt worden in het midden van de strofe aangeduid: zij die verwachten. Geestig vind ik hier de parallel tussen de ‘limbodanser’ en de ‘lat van hun verwachting’. Het beeld van de limbodanser past prima in de feestsfeer. De ‘hij’ toont zich bewust van zijn sociale ongemak en vooral het effect van dit ongemak op anderen. De ander schat hem nog lager in dan eerst, wellicht omdat de ‘hij’ toch een zielige poging waagt om deel te worden van het feest, met zijn status zou hij toch beter moeten weten…

Zojuist heb ik u door mijn interpretatie van beelden in ‘aftocht’ geleid. Het gedicht betreft een scène van een ‘hij’ die afdruipt op een feest. Veel van Vandeleenes gedichten in Onbereikbaar voor commentaar betreffen zo’n scène, zo’n korte actie.

Hoewel ik een aantal concrete beelden in ‘aftocht’ mooi gekozen vind, de limbodanser bijvoorbeeld, mis ik binding met de ‘hij’. Mogelijk heeft de dichter gekozen voor een veelvuldig ‘hij’-gebruik om het zelfbewustzijn van deze figuur te verduidelijken. Hij reflecteert voortdurend op het eigen handelen, zo blijkt bijvoorbeeld uit het inslikken van ‘een woord’. Naar mijn inzien houdt dit veelvuldig ‘hij’-gebruik de lezer op afstand. Het feit dat wij, lezers, weinig weten over deze ‘hij’ draagt hier niet aan bij. Wij kunnen de dialoog niet aangaan met deze onbekende, hij is onbereikbaar voor commentaar. Het resultaat is dat ik de sociale angst van deze ‘hij’ niet kan mee-ervaren. Dat vind ik jammer.

Het patroon dat ik u zojuist schetste, acht ik typerend voor de dichtbundel. Vandeleene blinkt allereerst uit in het optuigen van concrete beelden. Een mooi voorbeeld vind ik de eerste twee strofen van het gedicht ‘totem’ over een mogelijke echtscheiding:

na een schreeuw loopt een breuklijn door de vloer
het huis dreigt in twee helften uiteen te vallen
de zoon komt met touw en blinddoeken

plaatst stoelen rug aan rug, wenkt de twee rivalen
zegt: ‘ga zitten en zwijg’ ze gehoorzamen flink
hij omwikkelt hen met touw

[p.52]

Het beeld van een zoon die zijn ouders bij elkaar wil houden door hen aan elkaar vast te binden vind ik ontroerend. Dit beeld wordt kracht bijgezet door het hoge tempo van het gedicht, dat bijvoorbeeld blijkt uit het achterwege blijven van interpunctie in de tweede regel van de tweede strofe. De gehoorzaming volgt direct op de directieve uiting van de zoon. Het hoge tempo versterkt de urgentie van het opgeworpen beeld. De scheiding dreigt. De zoon is radeloos. Hij komt in actie.

In ‘totem’ komen wij meer te weten over de ‘hij’ in vergelijking met de ‘hij’ in ‘aftocht’. De ‘hij’ in ‘totem’ is een zoon van ouders die uit elkaar dreigen te gaan. Toch krijgen we ook in dit gedicht nauwelijks inzicht in de binnenwereld van de zoon. Wij nemen enkel kennis van zijn acties. Mogelijk kiest Vandeleene hiervoor met als doel om te laten zien hoe de leefomgeving de identiteit van de mens voor een groot deel bepaalt. De mens verhoudt zich steeds tot anderen, een feestpubliek of scheidende ouders. Wanneer u de pyschologenbril afzet om deze te vervangen voor een sociologenbril, leest u Onbereikbaar voor commentaar helder. Vandeleene weet de mens in verschillende unieke contexten als kuddedier te vangen. De onhandige feestganger mengt zich in het feest, de ouders blijven omwille van de zoon bij elkaar.
____

Wim Vandeleene (2024). Onbereikbaar voor commentaar. Uitgeverij De Zeef, 76 blz. € 18.00. ISBN 9789464757415

     Andere berichten

Joris Iven – Onderdak

Poëzie in alles, die de werkelijkheid vat door Kamiel Choi - - In wat voor soort gedichten kun je wonen? Moeten het ondoorgrondelijke...