LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Interview Silke Peeters

9 jul, 2024

‘Vaak is het juist omdat poëzie niet van nut moet zijn, dat ze zoveel kan betekenen.’

door Alja Spaan

 

 

Silke Peeters volgde gedurende enkele jaren een opleiding Schrijven bij Lies Van Gasse aan de Podiumacademie te Lier. In februari ’24 verscheen haar poëziedebuut Harder dan een zee. De gedichten bij dit interview komen uit deze bundel.
Poëzie is voor haar een verrassend samenspel tussen sturen en volgen van taal. Naast het schrijven is ze werkzaam als psycholoog-psychotherapeut.

foto © Arvid Fossen


Gefeliciteerd met je prachtig debuut en de bespreking daarvan op Meander. Onze recensent, Jan van Gulik, was al om bij de titel, Harder dan een zee. Hoe kwam die titel tot stand?
Toen ik een aantal gedichten had geschreven die samen in de richting van een verhaal evolueerden, had ik behoefte aan een titel om de gedichten die ik nog zou schrijven hiermee in verband te houden. Ik heb toen een werktitel bedacht die mij en de toekomstige gedichten voldoende ‘binnen de lijntjes’ hield van het toen nog prille verhaal, maar die te vaag was om de definitieve titel voor de bundel te worden. Pas op het moment dat alle gedichten waren geschreven, ben ik opnieuw op zoek gegaan naar een titel die ik deze keer in de gedichten zelf zocht. Ik heb toen een aantal mogelijkheden uit de gedichten gedistilleerd en heb die een tijdje in mezelf laten bezinken. Wat ik belangrijk vond, was dat de titel vanuit elke afdeling in de bundel zou kunnen worden begrepen en enigszins meerduidig zou zijn zonder ingewikkeld te klinken. Hoe langer hoe meer raakte ik ervan overtuigd dat ik eigenlijk niet verder moest zoeken dan het begin van het cursieve gedicht dat voorafgaat aan de eerste afdeling in de bundel: ‘Bestaat er iets/dat harder is//dan een zee/…’.  ‘Harder dan een zee’ leek de juiste titel.

De zee komt in alle vijf afdelingen van de bundel als prominent thema naar voren. Volgens Van Gulik staat de titel voor ‘het harde leven op het land’. Heeft hij daarin gelijk?
De interpretatie van Jan Van Gulik gaat zeker ook voor mij op: het leven op het land blijkt een nog harder leven te zijn dan het leven in zee. ‘Het harde’ verwijst ook naar de muren die we letterlijk of figuurlijk bouwen om te overleven in een bedreigende situatie. In de bundel komt de dreiging van de zee, die de bron van alle leven is maar ook de ondergang van al dat leven kan zijn. De harde muren worden aanvankelijk als een hoopvollere situatie gezien dan mee te moeten deinen met de golven, maar gaandeweg blijkt deze verharding daadwerkelijk als hard te worden ervaren, in de betekenis van veel lijden.

 

We droegen in ons de baren van een zee
en de ruwe zekerheid
uiteindelijk in die zee onder te gaan.

Elke plooi van het water wierp ons
terug op onszelf

en werd een haak
die onder onze schubben kroop.
We droomden van een grootser leven,

trokken ons op
aan de roestvaste mast
van een schip met watervrees.

 

Je gedichten, zegt hij, zijn ‘als een heerlijke traktatie voor de associatieve denker.’ Mogen we nog zo creatief zijn, zo heerlijk vrij?
Ik denk alleszins dat het ons levendig houdt als we in onze verhouding met de structuren waarin we leven een bepaalde mate van vrijheid kunnen ervaren. Poëzie is daar een voorbeeld van. Hierin is niet enkel het conventionele taalgebruik van belang. Er kunnen ook dingen met elkaar in verband worden gebracht die in het dagelijks taalgebruik weinig met elkaar te maken hebben. Ook klank, ritme en vorm kunnen bijdragen aan de betekenis of de ervaring van een gedicht. Poëzie draagt bovendien vaak meerdere betekenislagen in zich en kan raken aan wat (bijna) onzegbaar of niet te vatten is. Op die manier weekt poëzie ons een beetje los van onze dagdagelijkse structuren, van wat we al weten of gewoon zijn. De verwondering kan weer worden ervaren als we open en ten volle luisteren naar de taal in plaats van te reageren vanuit bepaalde veronderstellingen of verwachtingen.

Heel mooi duidt hij je dichterschap aan met een regel uit het gedicht Voeten in de aarde: ‘in kindhouding slijp ik klanken’. Kun je iets over je werkwijze vertellen? Is het slijpen en schaven?
Schrijven is voor mij een heel organisch proces. Vaak komen er dichtregels in me op wanneer ik wandel of bij het wakker worden ’s ochtends, en die schrijf ik dan op. Vervolgens maak ik tijd om die dichtregels te laten evolueren naar volledige gedichten. Aanvankelijk moeten die gedichten nergens voor dienen. Ik probeer bij het schrijven vooral ‘mezelf in dienst te stellen van de gedichten’, me te laten leiden door ‘waar het gedicht naartoe wil’. Dat is een eerste moment van slijpen en schaven: niet eender welk woord op gelijk welke plaats helpt het gedicht vooruit. Het is een kwestie van nauw luisteren.
Verder ben ik geneigd om een gedicht binnen een groter geheel te plaatsen. Toen ik het eerste gedicht had geschreven dat later deel zou uitmaken van Harder dan een zee wist ik dat er een ruimer verhaal uit kon voortvloeien en dat ‘diep weten’ heeft me niet met rust gelaten tot het verhaal er daadwerkelijk was. Om dat verhaal te kunnen schrijven, liet ik de gedichten die in die periode ontstonden in interactie met elkaar gaan. Het ene gedicht veranderde een beetje in functie van het andere en vice versa. Op die manier werd de verhaallijn hoe langer hoe duidelijker en werd die stilaan ook een leidraad bij het schrijven van nieuwe gedichten. Het schrijfproces is voor mij een verrassend samenspel tussen sturen en volgen: enerzijds doelgericht schrijven aan het verhaal dat ik voor ogen heb en anderzijds voldoende openheid behouden voor nieuwe elementen en wendingen vanuit de voortdurende interactie tussen de gedichten. Naarmate het verhaal vordert, houdt het slijpen en schaven meer verband met het geheel: bepaalde elementen en wendingen behoud of versterk ik en andere laat ik vallen in functie van het totale verhaal. Tot slot heb ik ook keuzes gemaakt wat betreft de structuur.

In gesprek met podiumacademie Lier, januari van dit jaar, heb je het over ‘een verlangen naar een bestaan buiten de muren’. Wat zijn zowel de mogelijkheden als de beperkingen van deze tijd?
In de bundel probeer ik te begrijpen waarom de mens het zo moeilijk heeft om in harmonie te leven met de natuur. Ik begrijp dat vanuit een overlevings- en zelfontplooiingsdrang. De mens wil van alles in het leven en bouwt muren om dat te beschermen tegen de woeste natuur en om onbeperkt verder te kunnen ontwikkelen, maar hij vergeet dat hij zelf ook deel uitmaakt van die natuur en dat hij, naarmate hij zich hiervan distantieert, vervreemdt van het leven, van anderen en van zichzelf. Die vervreemding maakt hem diep ongelukkig waardoor er een verlangen begint te dagen om toch weer buiten de muren te vertoeven.
Ik denk dat we uiteindelijk op grotere beperkingen botsen naarmate we in het nastreven van onze doelen vervreemden van de natuur en van de moeilijkheden die inherent zijn aan het leven. Mogelijkheden die het welzijn bevorderen komen volgens mij eerder voort uit meer samenwerking met de natuur en het onder ogen zien van existentiële beperkingen.

Het individuele levensverhaal, zeg je, is opgenomen in een groter universeel gegeven. Dat is de inspiratie die Carl Rogers, psycholoog en psychotherapeut jou gaf. In hoeverre versterkt (jouw) poëzie deze levensopvatting?
Tijdens het werken aan de bundel gebeurde het dat ik sommige gedichten vanuit een universeel perspectief en andere vanuit een individueel perspectief schreef. Verder merkte ik dat hoe specifieker ik een ervaring van een individueel personage trachtte te verwoorden, hoe duidelijker zich een universeel thema leek af te tekenen. Dit herinnerde me aan een uitspraak van Carl Rogers: ‘het meest persoonlijke is het meest universele’. In onderstaand gedicht op p.41 bijvoorbeeld kunnen beelden zoals het cirkelen, het opgaan in de vlieger en de vlieger die als een trekvogel hoogte wint, iets weergeven van de vergeefse pogingen van het personage om controle over de vlieger te krijgen en/of van zijn onvermoede behoefte aan speelsheid, maar ze kunnen ook universeler worden gezien als hoe ieder van ons in dit aardse bestaan uiteindelijk elke grip op het leven verliest.
Als een uitspraak de juiste woorden geeft aan een ervaring – of dat nu in een schrijfproces gebeurt of bij het lezen van poëzie van andere dichters of in gelijk welke andere context – dan versterkt dat voor mij het gevoel dat daar een grond van waarheid in zit. Omgekeerd geeft de (h)erkenning die ik vind in zo’n uitspraak meer grond en kracht aan wat ik ervaar en was deze levensopvatting van Rogers als het ware een ruggensteun om ten volle voor de keuze te gaan om inde bundel te wisselen tussen de perspectieven.

 

De man schildert en houdt de adem in. Hij denkt
aan het grijs dat de toekomst is van het wit
van de wolken in de lucht boven het kind.

Hij leert het kind het touw sturen
om de vlieger
op tijd naar beneden te trekken
en in de stad op te bergen.

Maar het kind laat met soepele pols
het touw cirkelen

tot de man mee opgaat in de vlieger
die als een trekvogel
met wind en wolken in de rug
hoogte wint.

Je bent zelf psycholoog en psychotherapeut. Is het schrijven therapeutisch? Zou je het aanbevelen als therapie?
Ik zie zeker een therapeutische waarde in schrijven, wat echter niet betekent dat het te allen tijde voor iedereen geschikt of voldoende zou zijn als therapie, noch is het zo dat schrijven altijd een therapeutisch doel heeft.
Je kan schrijven om jezelf beter te leren kennen of om bepaalde ervaringen te verwerken. In dat geval ligt de focus het meest op je eigen proces en is schrijven vooral een vorm van innerlijk luisteren. Een van de therapeutische mogelijkheden die ik zie in schrijven is de fysieke afstand tussen jezelf en de woorden die je neerschrijft. Dat kan helpen om een heldere kijk te krijgen op je situatie en om de woorden te toetsen aan wat je vanbinnen ervaart en zo nodig ze te herschrijven tot ze je ervaring helemaal goed uitdrukken.
Als de focus daarentegen in de eerste plaats ligt op de kunst van het schrijven zelf en op wat helpend is om tot een goed verhaal te komen, is het meer een kwestie van jezelf in dienst te stellen van het schrijven en van het verhaal. Als ik een gedicht schrijf, ben ik in de eerste plaats gericht op het gedicht en niet op een behoefte om iets in mezelf te ontwarren of om iets uit mijn leven te beschrijven. Dat neemt niet weg dat ook deze vorm van schrijven in zekere zin therapeutisch kan zijn, ook al is dat niet het doel. Alleen al de aandacht en vertraging die je aan de dag legt om een gedicht te schrijven kan therapeutisch zijn in tijden waar snelheid en drukte heersen. Verder kom je door te schrijven tot meer betekenis en tot een ruimer of dieper begrip van bepaalde situaties en kom je onvermijdelijk ook eigen belevingen tegen die zich verder ontvouwen. De woorden worden door mij geschreven dus ‘mijn wereld’ resoneert mee: het zijn bijvoorbeeld mijn indrukken en momenten van verwondering die meebepalen waarover ik schrijf. In die zin lijkt schrijven mij altijd minstens in bepaalde mate autobiografisch en betekenisvol voor de persoonlijke ontwikkeling van de auteur.

Met je bundel, zeg je in dat gesprek, wil je graag ‘bijdragen aan reflectie over wie we zijn als mens en wat er echt toe doet in het leven.’ Heb je als schrijver/dichter een taak en verantwoordelijkheid?
Ik ga ervan uit dat we als mensen in een samenleving allemaal de taak en verantwoordelijkheid hebben om goed voor elkaar te zorgen en dit gebeurt vanuit verschillende rollen die we aannemen. Op die manier zie ik ook een taak of verantwoordelijkheid voor de schrijver. Verder is de mate waarin of de manier waarop iemand vanuit een bepaalde rol die taak of verantwoordelijkheid opneemt misschien eerder iets dat van binnenuit komt: waartoe voelt iemand zich geroepen? Op welke manier kan en wil iemand graag bijdragen aan de samenleving?
Als ik graag schrijf en mijn gedichten openbaar maak, heb ik niet in de hand wat die al dan niet betekenen voor potentiële lezers, dat ligt niet helemaal binnen mijn verantwoordelijkheid, maar dat neemt niet weg dat ik in de rol van schrijver, wanneer ik de stap zet naar publicatie, wel de intentie heb om daar ‘goed mee te doen’ en om bijvoorbeeld bij te dragen aan reflectie.

 

Tussen riet en krekels zak ik in mijn adem,
traag zoals de reiger aan de overkant door het water waadt.

Hij loert naar de rivier terwijl in de toppen van zijn broedgebied
vleugels voor het eerst ontvouwen. In zijn vizier
de vis, het wiegen van boten en mijn sprakeloosheid
die aan de oeverlijn meedeint.

Zijn aandacht is roerlozer dan mijn blik
die als de hengel van een visser op en neer gaat tussen kans
en pech. De reiger vat met zijn snavel wat komt
en laat de diepte liggen.

Vangst en vlucht laten cirkels in het water na
en voeden de nesten in mijn hoofd.

Je was leerling Schrijven bij Lier. Niet iedereen is vervolgens succesvol; hoe verklaar je jouw succes?
Een belangrijke factor is volgens mij dat schrijven mij veel voldoening geeft en dat ik tot hiertoe altijd bereid ben geweest om momenten waarin het schrijfproces eventjes vastloopt erbij te nemen en om dan niet op te geven. Ik denk ook dat het belangrijk is geweest dat ik de tijd heb genomen om mijn werk te laten ‘rijpen’ en om in de lessen die ik volgde open te staan voor feedback vanuit verschillende invalshoeken. Dat laatste heeft ervoor gezorgd dat ik vrijer ben in het uitproberen van mogelijkheden tijdens het schrijven en dat ik bewustere keuzes maak. Tot op heden kom ik regelmatig samen met een groepje van dichters om feedback te geven op elkaars werk. Dat helpt om voldoende kritisch te blijven kijken naar mijn gedichten. We zijn vanuit de beste bedoelingen streng voor elkaars werk en dat is een leerrijk en aanmoedigend geschenk.

Je raadt in dat gesprek beginnende dichters aan veel feedback te vragen alvorens kontakt te zoeken met uitgevers. Hoe ging dat bij jou?
Zowel vanuit de opleiding als in het poëziefeedbackgroepje werd ik aangemoedigd om stappen richting publiceren te zetten. Op een bepaald moment mocht ik voordragen op de dichtbundelpresentatie van een dichter uit het feedbackgroepje en nadien liet de uitgever me weten dat ik een manuscript mocht opsturen. Die aanmoedigingen en uitnodiging waren zeker een duwtje in de rug voor mij, maar ik heb de stap pas gezet toen ik ook zelf het gevoel had dat ik daaraan toe was. Het heeft eventjes geduurd voor dat gevoel er was, aangezien publiceren nooit een doel was geweest. Hoe langer hoe meer begon ik echter te ervaren dat schrijven iets is dat bij mij hoort en verlangde ik naar meer contact met ‘de schrijfwereld’. Dat heeft ertoe geleid dat ook de zin om te publiceren toenam.

Heb je voorbeelden in de (literaire) wereld?
Wat poëzie betreft, springt het werk van Eva Gerlach er voor mij uit. Ik houd van de aandacht die ze in haar gedichten geeft aan zowel klank als inhoud. Verder vind ik het fascinerend dat haar vaak lijfelijke en schijnbaar eenvoudige taal nooit eenvoudig te begrijpen is. Naarmate ik haar werk herlees, raak ik almaar meer verwikkeld in verschillende betekenislagen.

Ben je te vinden op podia of sociale media?
Net zoals ik aanvankelijk niet gericht was op publiceren, houden ook podia en sociale media me niet bezig. Wel geniet ik van de verbinding met anderen die de publicatie van mijn bundel met zich mee heeft gebracht. Ook voel ik er iets voor om in de toekomst eventueel mee te werken aan projecten die me aanspreken, maar podia en sociale media zijn voor mij geen doel op zich.

Wat wil je nog meer?
Ik hoop dat er nog verhalen uit mijn pen gaan komen. Ook zou ik het fijn vinden om met mijn poëzie deel te kunnen uitmaken van een groter waardevol project. Maar eigenlijk wil ik me niet te sterk richten op bepaalde doelstellingen in mijn schrijverschap. De mooiste momenten in het schrijven zijn voor mij de belangeloze momenten waarin ik schrijf zonder een bepaalde uitkomst te verlangen. Vaak is het juist omdat poëzie niet van nut moet zijn, dat ze zoveel kan betekenen.

 

 

     Andere berichten

Interview Sytse Jansma

‘Ik heb ervaren wat de kracht van poëzie is bij zo’n onderwerp als rouw.’ door Jeanine Hoedemakers - Sytse Jansma (1980) woont in...

Interview Piet Gerbrandy

‘Poëzie is in de allereerste plaats taalmuziek.’ door Monique Wilmer-Leegwater   Piet Gerbrandy (1958) is dichter en classicus. Hij...

Interview Mischa Andriessen

Interview Mischa Andriessen

‘Ik probeer ieder gedicht zoveel mogelijk zeggingskracht te geven’ door Cora de Vos   Dichter en schrijver Mischa Andriessen...