LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

(11) De x-factor in poëzie

Lees maar, er staat niet wat er staat!
een reeks korte essays over poëzie

Wat is poëzie? Hoe moet zij gelezen worden? Is hedendaagse slam-poëzie ook echt poëzie? Het zijn actuele vragen. In een reeks korte essays wordt de poëzie vanuit verschillende invalshoeken bekeken. De zoektocht naar het wezen van de poëzie staat hierin centraal. In deel 11 ga ik in op de x-factor in poëzie. Hij wordt vaker niet dan wel genoemd. Dichters denken er liever niet aan. Het gedicht is er. Zij hebben hun werk gedaan. Toch is hij onmisbaar: de lezer van de poëzie.

 


Deel 11

Tijdens het creatieve proces geven schrijvers en dichters weinig tot niets om hun lezers. Ze schrijven in een roes en denken geen moment aan hen. Voor de lezer met de ultieme leeservaring geldt echter het tegendeel: de tekst is hem op het lijf geschreven. De lezer voelt intens met de personages mee en herkent zich bij vlagen in hen. Sommige lezers gaan daar zelfs nog verder in en willen alles weten over hun schrijver. Een uitermate ongemakkelijke relatie.
Bij film speelt deze discrepantie geen rol. Daar is ieder beeld, iedere scène, iedere dialoog er voor u, de toeschouwer. U betaalt voor een reis vol emoties. U zit er klaar voor in uw stoel en zou zich bekocht voelen als het anders was. U doorleeft de emoties. Een emotionele tekst beleeft u echter één maal. Daarna leest u hem. En iedere keer dat u hem herleest, wordt het beleven ervan minder en minder. Totdat u alleen nog maar woorden ziet. Toch blijkt literatuur langer houdbaar te zijn. In dit deel van deze essayreeks blijven we echter niet stilstaan bij deze geheimzinnige levenskracht.
We richten het spotlicht op u: lezer van poëzie. Er zijn dagen dat mensen geloven dat u niet bestaat. Dat is natuurlijk gelogen. U heeft dan alleen even geen tijd om te lezen. In het literaire tijdschrift De Gids verscheen ooit een amusant artikel waarin gesteld werd dat de poëzielezer een natuurlijke constante is. Ongeacht de bevolkingsomvang kent ieder land evenveel poëzielezers. Het aantal lag net boven de duizend.

U bent niet éénvoudig of éénduidig. U bent veelzijdig, intelligent en breed geïnteresseerd. Onder u bevinden zich scholieren (hoewel ze niet altijd zelf voor het lezen van poëzie gekozen hebben), ouden van dagen en dichters op die momenten dat zij niet schrijven maar lezen.
Gelukkig hoeft u niet steeds op nieuw werk te wachten. Er is al heel veel geschreven dat zeer de moeite waard is. Vaak is dat beter dan wat onze huidige drukpersen voortbrengen, maar dit terzijde. En laten we ook de critici niet vergeten. Zij zouden zich ook niet laten vergeten! Zij zijn eveneens lezers van poëzie. Al dan niet ver boven de ‘ordinaire lezer’ verheven. Zij pretenderen te weten waar poëzie over gaat en onderschatten u derhalve graag.

U wordt nergens afdoende bewierookt. Ik omarm u en zeg: er is nooit genoeg van u. U neemt een bijzondere plaats in die onderbelicht blijft omdat dichters niet graag iemand anders in hun spotlicht zien. U bent weldegelijk essentieel. Uw waardering is cruciaal voor de poëzie. U geeft nog geen live-or-die af, maar het scheelt niet veel.
Poëzie is communicatie. En dat begrijpt en waardeert u. Juist daarom bent u onontbeerlijk.
Dat dichters u niet de juiste erkenning geven, ligt niet aan u, maar aan de dichter. Zij kunnen niet anders. Het is hun makke dat ze contactgestoord zijn, moet u maar denken. Beter dan het boek wordt het niet. U heeft dan ook groot gelijk als u denkt dat ze beter het boek hadden kunnen interviewen. Het postmodernisme heeft de schrijver het ultieme excuus gegeven. De postmodernisten durfden te stellen dat het onmogelijk is om eenduidig de effecten te bepalen van de tekst op de lezer. Daarom, zo is de redenering, hoeft de schrijver zich niet te verantwoorden over wat iemand met de tekst doet. Hij heeft er geen controle over.
Maar we hebben het hier niet over de schrijver, we hebben het hier over u. U bent de spil in het literaire universum. U bent de universele smaakpapillen van het goede. Vergeet dat niet. Literatuurwetenschappers doen niets anders dan bestaande fenomenen beschrijven. U bepaalt de kern van de Literatuur. En daar bent u opvallend goed in. Dat u dit beter doet bij oudere werken dan bij werken uit uw eigen tijd, zij u vergeven. We kunnen ook niet alles van u verwachten. Maar wel dat u leest.

De dichter legt zijn verzen aan uw voeten neer. Hij doet dit met bravoure of juist heel schuchter, timide haast, met een eerbiedwaardig leeslintenschrijfboek uit de dressoirlade genomen, dat speciaal voor u opengeslagen wordt. In alle gevallen bent u uniek. En voor even, tijdens het allereerste lezen, zit u op de plek van de schrijver. Kritiek is op zo’n moment altijd makkelijk te geven; maar met kritiek maakt men geen gedichten.
Weet dat iedere tekst de wens in zich heeft om door u gelezen te worden. Zelfs de dichters die ogenschijnlijk onverschillig zijn voor de effecten van hun teksten, verbergen onder die uiterlijke schijn een diepe innerlijke strijd. Geloof ze niet op hun woord of op de wegdraaiende blik in hun ogen. Geloof ze op hetgeen geschreven staat.

De literatuur wordt één-op-één beleefd, evenals bijvoorbeeld de schilderkunst. Eén persoon spreekt één ander persoon rechtstreeks toe. Zelfs bij een poëzievoordracht voor een volle zaal is er sprake van zo’n bijzondere relatie. De toehoorder wordt in een menigte op zijn eigen eiland bezocht, toegesproken, en vervolgens meegenomen naar een plek achter zijn of haar ogen. Heel anders dan bij een popconcert waar iedereen meezingt en rondspringt.
De eerste opstellers van de bijbel (en van soortgelijke boeken in andere culturen) begrepen dit. Veel van die teksten zijn geschreven om erover na te denken. De psalmen zijn hier een mooi voorbeeld van.
Goede poëzie laat u beseffen hoezeer u niet alleen bent. Hoezeer u universeel zijn kunt, in uw uppie. Zelfs tussen mensen die u niet kent. Dat is het esthetische effect dat poëzie teweeg kan brengen. Ze kent geen ander bestaansrecht.
De Amerikaanse dichter Walt Whitman had het er al over, toen hij in de bundel Song of Myself (1855) aan zijn lezer vroeg: ‘Heb jij heel lang geoefend om te leren lezen? / Heb jij je erg trots gevoeld toen je achter de betekenis van gedichten kwam? (…) Mocht het je niet lukken mij meteen te begrijpen, houd moed, / Mocht je me misgelopen zijn op een plek, zoek op een andere, / Ik sta ergens stil wachtend op jou.’

Het lezen van poëzie is, net als het schrijven ervan, een kunst. Het is een vaardigheid die geleerd, gekoesterd en ontwikkeld kan worden. Door veel te lezen, door veel te lezen over het lezen, door te spreken over het gelezene, en door erover na te denken. Zodat u alles nog beter kunt waarderen. Maar goed, dat wist u natuurlijk allang.

Daarom ligt er iedere dag weer een uitnodiging voor u klaar. Deze komt niet van de schrijver, want die heeft het te druk. Maar van de tekst zelf.

RSVP

In deel 12 ga ik nog dieper in op het lezen van poëzie, en wel op de vraag: waarom lezen wij eigenlijk poëzie? Wat zoeken we? Wat spreekt ons zo aan? Wat hopen we eruit te halen, en wat niet?

     Andere berichten

Een requiem voor de poëzie

Onderstaand artikel verscheen (in iets andere vorm) in De Standaard van 21 maart. Unesco riep 21 maart uit tot Wereldgedichtendag. Volgens...

Poëzie kan niet sterven

Dit artikel verscheen eerder (in iets andere vorm) in De Standaard van 26 maart. Het is een reactie op een artikel van Maarten Goethals....

Afscheid van Joop Leibbrand

Op 19 september overleed mijn Meandercollega Joop Leibbrand. Hij werkte sinds 2000 mee aan Meander. Joop werd 72 jaar. Joop was geen...